Gemeentebelasting

Periode

Vanaf 1809 of vanaf 1817. Niet voor elke gemeente zijn er jaarlijkse gemeentebelastingen bewaard gebleven, en de archieven vormen zelden een onafgebroken serie. Doorgaans zal de onderzoeker slechts enkele aanslagjaren terugvinden, indien de gemeentefiscaliteit al sporen heeft nagelaten. De 19de-eeuwse gemeentebelastingen zijn hoe dan ook beter bewaard dan de 20ste-eeuwse.

Bewaarplaats

De gemeentebelasting is uitsluitend te vinden in het archief van de gemeente, dat al dan niet aan het Rijksarchief is overgedragen.

Hoe te raadplegen?

De archieven bevatten belastinggegevens en dus privacygevoelige informatie. De gemeentebelastingen van de Franse periode tot 1919 – het jaar waarin de wetgever de fiscaliteit hervormde – zijn hoe dan ook vrij te raadplegen.

Vandaag wordt voor de raadpleegbaarheid vaak verwezen naar wetboeken van (inkomsten)belastingen, en dus naar specifieke fiscale wetgeving.

Gegevens

De gemeentebelasting is een lokale belasting. Voor de meeste lokale besturen was ze een afgeleide vorm van de vermogensbelastingen die centraal door het Rijk werden geïnd. Gemeentebelastingen waren met andere woorden een soort verlengstuk van de directe belastingheffingen zoals grondbelasting (op basis van kadaster, zie de kadastrale legger), personele belasting of patentbelasting. De gemeentebelasting vóór 1919 was niet uniform: vorm en inhoud konden verschillen van gemeente tot gemeente.

Gemeentebelastingen kunnen je informatie bieden over het vermogen van je voorouders. De belastingdocumenten werden door de toenmalige ambtenaren belastingrollen of -kohieren genoemd. Op deze rollen of kohieren werden alle belastingplichtige gezinshoofden – of vermogende dorpsgenoten die elders verbleven – in een aanslagklasse gegroepeerd, naargelang de relatieve rijkdom. Per klasse volgde een opsomming met:

  • de naam van de belastingplichtige;
  • het beroep;
  • de woonplaats (straat of wijk);
  • het verschuldigde bedrag: desgevallend eerst een geschatte vermogensaanslag (in principe gelijk voor alle leden van de belastingklasse), en nadien het afgeleide belastingbedrag.

Meestal maakte de ambtenaar de belastingkohieren op in tweevoud: hij werkte een eerste versie uit op basis van de kohieren van het voorgaande aanslagjaar. De belastingplichtigen kregen de kans om hun gegevens in te kijken en aanpassingen te vragen. Nadien maakte de ambtenaar een definitieve versie op, die op haar beurt zou dienen voor het volgende aanslagjaar.

Omdat steeds teruggegrepen werd naar vorige aanslagjaren, bevatten belastingrollen of -kohieren nogal vaak verwijzingen naar belastingplichtigen die reeds lang waren gestorven. Jaren later kon de ambtenaar de namen veranderen in “weduwe van” of “kinderen van”. Dit geeft het voordeel van de herkenbaarheid, zeker wanneer een gemeentearchief opeenvolgende aanslagjaren bewaart: zo kan je als onderzoeker heel gemakkelijk de belastingaanslag van een persoon of een familie doorheen de tijd reconstrueren. Merk wel op dat de ambtenaren van toen niet altijd even veel aandacht hadden voor de schrijfwijze van namen.

Let op

Wanneer onderzoekers de gemeentebelasting als historische bron gebruiken, doen ze dat veelal zonder die kritisch tegen het licht te houden. Dikwijls maakt men verkeerde of tegenstrijdige interpretaties. De reden is duidelijk: er is nog maar nauwelijks of niet over gepubliceerd (zie ook Meer weten?). Voorzichtigheid is dan ook geboden. Het gebruik van de gemeentebelasting als mogelijke historische bron voor jouw familiegeschiedenis vereist drie aandachtspunten:

  • De eerste stap is het herkennen van de bron. Die werd in de 19de eeuw aangeduid als het Franstalige “les cotisations personelles” of de Nederlandstalige “octrooibelasting” en “hoofdelijke omslag”. Deze benamingen mogen niet worden verward met de octrooirechten die de steden tot 1860 inden, of met de personele belasting die een nationale belasting was. Andere veel voorkomende benamingen zijn “belasting naar waarschijnlijk vermogen”, “abonnementsbelasting” of “personele heffing”.
  • Het gemeentearchief bevat heel wat sporen van de nationale belastinginning. Dit zijn met andere woorden géén gemeentebelastingen: denk aan belastingen op deuren en vensters, paarden, dienstboden, enz. De personele belasting vertoont wel veel gelijkenissen met de gemeentebelasting.
  • In principe kon elke gemeente beslissen om belastingen te heffen, wanneer alle andere inkomsten onvoldoende waren om de uitgaven te dekken. Hiervoor was wel steeds de goedkeuring nodig van de centrale overheid. Al in het midden van de 19de eeuw hanteerden meer dan negen op tien Vlaamse gemeenten gemeentefiscaliteit. Maar vorm en inhoud konden erg verschillen van gemeente tot gemeente. De gemeentebelasting op basis van het geschat vermogen – zoals hierboven besproken – was zonder meer de voornaamste bron van inkomsten voor landelijke gemeenten. Maar sinds de zomer van 1818 lieten verschillende gemeentebesturen opcentiemen op de nationale belastingen betalen: zeker na 1919 werd dit systeem veralgemeend.

Tips

  • De gemeentebelasting als bron is onderbenut. Ze kan de zoektocht naar Rijksbelastingen die jouw voorouders betaalden in sommige gevallen zelfs overbodig maken.
  • Het aanslagjaar van een belastingrol toont doorgaans de belastingsituatie van het jaar voordien.
  • Hou er rekening mee dat de waarden in de bron veeleer appreciaties van tijdgenoten zijn dan concrete meetcriteria. De gemeentelijke ambtenaar maakte voor de verdeling in waardeklassen een inschatting van de draagkracht van de belastingplichtigen van dat moment: dat deed hij op basis van het vermoedelijke fortuin, op basis van de grondbelasting, of op basis van het vermoedelijke verbruik van de belastingbetaler (of een combinatie van al deze inschattingen).
  • De bron toont slechts het relatieve vermogen en een cijfer op zichzelf zegt niet veel. Om de bedragen van jouw voorouders te interpreteren, is het dus van het grootste belang om steeds de onderlinge verschillen in rijkdom in kaart te brengen. Ga alle namen in het belastingkohier na om de volledige hiërarchie te kennen. De belasting werd immers verdeeld over alle gezinshoofden (“les chefs de famille”). In elk geval is het aannemelijk dat de hiërarchie in de kohieren of rollen – dus de indeling in de waardeklassen – een goede benadering is van de bestaande werkelijkheid. Gemeentebesturen moesten jaarlijkse lijsten opstellen en openbaren zonder protest of oproer in de dorpsgemeenschap te veroorzaken.
  • In principe konden enkel de fiscaal armen (“les insolvables”) van de gemeentefiscaliteit worden vrijgesteld, al toont de belastingpraktijk dat de gevrijwaarden een grote groep dorpsgenoten kon omvatten. Hoe dan ook, als je jouw voorouders niet terugvindt is dit ook betekenisvol. Ze behoorden dan sowieso tot de armere bevolkingslagen van de gemeente. 
  • Ook bedrijven of naamloze vennootschappen kwamen voor in de gemeentebelastingen. Dit kan dus een extra piste voor jouw familieonderzoek zijn.
  • Meer weten?

    Als onderzoeker blijf je aangewezen op het historische overzicht van Marcel Van Audenhove, die in zijn boek ook een niet-limitatieve opsomming geeft van verschillende opcentiemen en extra gemeentelijke heffingen (op het bezit van honden, fietsen, voertuigen, enz.). Een bijdrage in een Nederlandse broncommentaar is eveneens inspirerend voor de Belgische gemeentefiscaliteit:

    • Van Audenhove, Marcel. Geschiedenis van de gemeentefinanciën. Van de nationale onafhankelijkheid tot het einde van de Eerste Wereldoorlog (1830-1918). Brussel: Gemeentekrediet van België, 1992.
    • Klep, Paul, Lansink, A. en van Mulken, W. De kohieren van de gemeentelijke hoofdelijke omslag, 1851-1922. ’s-Gravenhage: Stichting archief publikaties, 1987.

    Enkele oudere, Franstalige handboeken voor gemeenteambtenaren bewijzen ook vandaag nog hun nut:

    • Bivort, J.-B. Code communal de Belgique à l'usage des fonctionnaires et employés communaux, Brussel: Aug. Decq, 1857.
    • Leemans, Hubert. Des impositions communales en Belgique. Brussel: Aug. Decq, 1866.
    • Dupont, Henri. Les impôts communaux en Belgique. Traité théorique et pratique. Luik: Desoer, 1900.

Auteur: Pieter De Reu (Vrije Universiteit Brussel, Universiteit Gent)

Welk verhaal heeft jouw familie te vertellen?

Ga op zoek naar jouw familiegeschiedenis aan de hand van ons stappenplan
en ontdek de spannende verhalen van jouw voorouders.

Download hier onze toolkit!