
Bronnen
Opsluitingsdossier (jongeren)
Periode
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw.
Bewaarplaats
De archieven van de Rijksopvoedingsgestichten (ROG) worden bewaard in de Rijksarchieven. Een overzicht vind je op de website van OUTLAW.
Raadpleging
De dossiers bevatten veel privacygevoelige informatie. Als je dossiers wilt raadplegen over minderjarigen die in de afgelopen 100 jaar verbleven in instellingen die voorafgingen aan de Vlaamse gemeenschapsinstellingen, heb je toestemming nodig van het agentschap Opgroeien.
Gegevens
-
Iets meer context
In de 19e eeuw was het gevangeniswezen in volle transformatie, ook de opsluiting van jongeren met delinquent gedrag veranderde.
In 1844 ontstond in Saint-Hubert een jeugdgevangenis voor jongens. Vier jaar later werd een Luikse tegenhanger voor meisjes opgericht. In dezelfde periode werden ook landbouwkolonies opgericht voor minderjarige bedelaars en landlopers. Jongens kwamen terecht in Ruiselede, meisjes in Beernem.
In de loop der jaren veranderden de jeugdinstellingen meermaals van naam, gelijk met de toenemende focus op heropvoeden in plaats van straffen. In 1890 werden alle jeugdinrichtingen omgevormd tot ‘Écoles de Bienfaisance’ (weldadigheidsscholen).
Aan het einde van de 19e eeuw werden onverbeterlijk delinquente jongens (de zogeheten ‘incorrigibles’) opgesloten in een afdeling in de gevangenis van Gent. Minderjarige meisjes werden opgesloten in het Rijksweldadigheidsgesticht van Sint-Andries Brugge.
De echte hervorming kwam er met de Kinderbeschermingswet van 1912. Voortaan werden minderjarige delinquenten niet langer berecht voor gewone hoven en rechtbanken, maar voor een kinderrechtbank.
Kinderen kwamen hier bijvoorbeeld terecht voor diefstal, prostitutie, of voor bedelarij en landloperij. Maar ook ouders konden een klacht indienen. De kinderrechter kon overgaan tot:
- Berisping
- Plaatsing bij een particulier
- Plaatsing in een (private of publieke) instelling
Als de kinderrechter een jongere wilde doorverwijzen naar een instelling, werd er eerst advies gevraagd aan het Centraal Waarnemingsgesticht van Mol (jongens) of Saint-Servais (meisjes). Daar werden jongeren gedurende drie maanden geobserveerd.
Niet alleen jongeren met (pre-)delinquent gedrag konden in een instelling terechtkomen, maar ook jongeren wiens ouders ontzet waren uit de ouderlijke rechten.
In de jaren 1950 vond een ophefmakende rechtszaak plaats over de instelling van Saint-Hubert: opvoeders werden veroordeeld voor het mishandelen van de jongens. Daarna ondergingen de instellingen veel veranderingen.
Naast de staatsinstellingen bestond er ook een netwerk aan private inrichtingen, vaak georganiseerd vanuit de katholieke zuil.
Er zijn twee types dossiers: de waarnemingsdossiers (na 1913) en de opsluitingsdossiers.
De waarnemingsdossiers zijn aangemaakt tijdens een periode van observatie door een Waarnemingsgesticht (Mol voor jongens en Saint-Servais voor meisjes). De observatie duurde gemiddeld drie maanden en culmineerde in een waarnemingsrapport.
Dat bevat informatie over:
- De jeugd van de jongere
- Diens familie (incl. biografische gegevens, beroep, socio-economische situatie)
- Intelligentie van het kind
- Schoolprestaties
- Karakter
- Beroepskennis
- Later ook een eventuele medische voorgeschiedenis
Soms informatie over de relatie tussen ouders en kind.
Behalve dat rapport, bevat het waarnemingsdossier ook andere documenten, zoals aantekeningen van opvoeders of correspondentie met de kinderrechter en met familieleden.
Bijzonder is dat de waarnemingsdossiers ook autobiografische documenten van de jongeren bevatten. Deze opstellen, tekeningen of brieven werden gebruikt voor de waarnemingsprocedure.
Opsluitingsdossiers: elke jongere die werd opgesloten in een instelling, had een persoonsdossier. Dit dossier bevatte:
- Het waarnemingsrapport (zie hierboven)
- Aantekeningen van opvoeders over het gedrag van de jongeren
- Halfjaarlijkse evaluatierapporten
- Soms egodocumenten zoals persoonlijke correspondentie van jongeren met familieleden, met opvoeders en uitzonderlijk clandestiene correspondentie of zelfs brieven na vrijlating
- Sommige dossiers bevatten een foto.
Let op
De dossiers maken soms melding van familiale conflicten of mishandeling. De documenten zijn opgesteld in een periode waarin men anders omging met kwetsbare jongeren. De teksten, waarnemingen en beoordelingen kunnen kwetsende bewoordingen bevatten en moeten dan ook voorzichtig geïnterpreteerd worden.
Tips
- De dossiers zijn meestal geordend op datum van (eerste) inschrijving (zoals in het Mol, en Brugge), soms per jaar van inschrijving en familienaam (zoals in Ruiselede) of geordend op geboortejaar en familienaam (zoals in Saint-Servais). Net als andere gesloten instellingen, hadden heropvoedingsinrichtingen ook rollen van in- en uitschrijving, waar soms een alfabetische index voor beschikbaar is.
- Een jongere die naar een staatsinstelling werd doorverwezen, had behalve een opsluitingsdossier ook een gerechtelijk dossier. Na 1912 zijn dat dossiers van de kinderrechtbank. Ook die dossiers bevatten een schat aan informatie en bestrijken een bredere periode dan de periode van opsluiting.
- Sommige instellingen bevonden zich op hetzelfde terrein. In Mol bijvoorbeeld was er een Rijksopvoedingsgesticht, Centraal Waarnemingsgesticht en Schoolhoeve. In Brugge bevonden de Rijkskliniek en het Rijksopvoedingsgesticht zich in hetzelfde gebouw.
- Naast de staatsinstellingen bestond er een groot netwerk aan private instellingen, vaak van de katholieke zuil. De archieven van deze instellingen zijn niet altijd makkelijk op te sporen, als ze al bewaard en/of ontsloten zijn. Ook waarnemingsdossiers van private instellingen zijn niet noodzakelijk bewaard, al vind je meestal wel een kopie van het waarnemingsrapport terug in de opsluitingsdossiers.
-
Meer weten?
- Over dossiers: Paul Drossens, “Wat gebeurt er met afgesloten jeugddossiers? Een nadere kijk op hun selectie, archivering en raadpleegbaarheid,” in: Tijdschrift voor Jeugd- en Kinderrechten, 2022 (1)
- Over jongeren en justitie in het algemeen, zie volgende hoofdstukken in: Tweehonderd jaar justitie : historische encyclopedie van de Belgische justitie / Deux siècles de justice. Encyclopédie de la justice belge, onder redactie van Margo De Koster, Dirk Heirbaut, en Xavier Rousseaux, Brugge: Die Keure, 2015:
- Marie-Sylvie Dupont-Bouchat, Jenneke Christiaens en Charlotte Vanneste. ‘Jeugd en Justitie (I). Modellen, praktijken en hervormingen van het jeugdrechtsysteem (1830-2014) / Jeunesse et justice (I). modèles, pratiques et réformes de la justice des mineurs (1830-2014).’
- Margo De Koster, Aurore François, en Veerle Massin. ‘Jeunesse et Justice (II). Enfants délinquants et “irréguliers” sous le regard de la justice. Pratiques judiciaires et institutionnelles (1912-1965)’.
- Over het waarnemingsdossier: Sarah Van Ruyskensvelde en Laura Nys, “Het observatierapport als historisch object: wetenschappelijke observatie in de Belgische Rijksopvoedingsinstellingen,” in: Tijd-Schrift. Heemkunde En Lokaal-Erfgoedpraktijk In Vlaanderen, 2019 (9:2), pp. 38–53.
- Over het Centraal Waarnemingsgesticht Mol, zie Margo De Koster, ‘Tot maat van het recht. De vroege ontwikkeling van de wetenschap van het ontspoorde en criminele kind in het Centrale Observatiegesticht in Mol (1913-1941)’. In Kinderen in gevaar. De geschiedenis van pedagogische zorg voor risicojeugd, onder redactie van Sjaak Braster, Nelleke Bakker, Angelo Van Gorp, en M. Rietveld-Van Wingerden (Assen Van Gorcum, 2007, pp 94-119.
- Veerle Massin deed uitgebreid onderzoek naar het Rijksopvoedingsgesticht en de Rijkskliniek van Brugge. Zie bijvoorbeeld: Aurore François en Veerle Massin. ‘“Ces virus ambulants”. Discours et pratiques à l’égard des filles de justice atteintes de maladie vénérienne (Belgique, 1912-1950)’. BTNG-RBHC XXXVIII, nr. 3-4 (2008): 379-405. En zie ook ‘“La Discipline”. Jeunes délinquantes enfermées, violence institutionnelle et réaction disciplinaire : une dynamique (Belgique, 1920-1970)", in: Crime, Histoire & Sociétés / Crime, History & Societies 18, nr. 1 (2014): 31-56.
- De instelling van Saint-Hubert: Marie-Sylvie Dupont-Bouchat, De la prison à l’école. Les pénitenciers pour enfants en Belgique au XIXe siècle (1840-1914) (Kortrijk-Heule, 1996).
- Jeugddelinquentie in de 19e eeuw: Jenneke Christiaens, De geboorte van de jeugddelinquent: België, 1830-1930 (Brussel, 1999).
- Jeugddelinquentie in de eerste helft van de 20ste eeuw: Aurore François, Guerres et délinquance juvénile: un demi-siècle de pratiques judiciaires et institutionnelles envers des mineurs en difficulté (1912-1950) (Louvain-la-Neuve, 2005).
Auteur: Laura Nys