Den Amerikaan van De Geite

18 maart 1951, een landelijke weg in De Geite (Hooglede, West-Vlaanderen). Fietser Cyriel Pype wordt staande gehouden door de veldwachter.

- “Wat doe jij hier zo laat op de avond? Waar kom jij vandaan?” vraagt de veldwachter.

- Waarop Cyriel antwoordt: “Ikke? Ik kom van Amerika.”

- “Ja, dat zal waar zijn,” zegt de veldwachter. “Toon mij maar een keer uw papieren.”

- Cyriel geeft met een glimlach zijn identiteitskaart aan de veldwachter.

- “En het is nog juist ook,” zegt de veldwachter verwonderd. “Jij komt waarlijk van het verre Amerika, geboren in Mount Clemens. En ja, nu ik je goed bekijk, je bent de oudste van den Amerikaan van De Geite, Jules Pype.”

Jules Pype (1887-1979) was inderdaad één van de naar schatting 200.000 Vlamingen die in de loop van de 19de en het begin van de 20ste eeuw de oversteek naar Amerika waagden. In dit verhaal, geschreven vanuit zijn standpunt, lees je hoe hij bekend kwam te staan als “den Amerikaan van De Geite”.

Dromen van Amerika

“Het is 1909 en ik ben nu 22 jaar. In mijn geboortedorp Staden hoor ik vele verhalen van jonge mannen die naar de Verenigde Staten willen gaan of die reeds vertrokken zijn. Ik heb van mijn nicht Maria Pype vernomen dat er veel werk is in Amerika en dat je er goed wordt betaald. Dat heeft Henri Decoster, haar man die al in Amerika woont, laten weten. Henri is eerst vertrokken naar Moline, een stad in Illinois. Op 23 april 1909 reisde Maria hem achterna, met haar driejarige zoon Maurice en haar broer Jerome Pype: vanuit Antwerpen via Liverpool met de Lusitania van de Red Star Line.

In 1910 heb ik mijn beslissing genomen: ik wil met mijn eigen ogen zien hoe het daar is in Moline. In het agentschap ‘Het Schip’ in de Roeselarestraat nr. 1 te Staden koop ik mijn ticket, enkele reis. Meneer Alphonse Joye, agent bij de Red Star Line van Rumbeke/Roeselare regelt alles voor mij. Ik neem afscheid van mijn ouders Henri Pype en Therèse Wybaillie, en van mijn oudere zus, Marie-Louise Pype en mijn jongere broer Cyriel Pype.”

Staden
Café 'Het Schip' in de Roeselarestraat te Staden. Foto: Delcampe.

Van Staden naar Moline

“De reis gaat van het station van Staden naar Roeselare, over Brugge en Gent naar het grote Antwerpen. Ik heb slechts 15 dollar op zak wanneer ik op 7 september 1910 aan de kaai van Antwerpen op de ‘Finland’ stap richting de Nieuwe Wereld. Na een woelige reis kom ik op 20 september aan in New York op Ellis Island. Van daaruit gaat het met de trein richting Moline. Ik ga er werken in één van de vele fabrieken, net als mijn neven Jerome en Henri.

In 1912 keer ik naar Staden terug om mijn familie en vrienden te bezoeken. De stille hoop die mijn ouders koesteren dat ik niet terug naar Amerika zal gaan, smelt als sneeuw voor de zon. Veel van mijn vrienden zijn immers ondertussen ook naar Amerika gekomen, zodat ik er niet alleen ben. Cyriel Huyghe, Henri Sabbe, Alois Spruytte, Désire Misplon reisden op 30 maart 1912 van Antwerpen via Liverpool naar New York. Hun eindbestemming was Detroit, Michigan. Ik spreek af met Cyriel Soenen, ook uit Staden, om mij te komen bezoeken in Detroit.

Op 15 maart 1913 vertrek ik vanuit Antwerpen opnieuw met de ‘Finland’ van de Red Star Line, samen met Cyriel. Deze keer heb ik 23 dollar op zak. Na een reis van 13 dagen bereiken we New York en zag ik voor de tweede maal het vrijheidsbeeld. Cyriel en ik reizen samen verder naar Detroit. Cyriel heeft als eindbestemming z’n vriend Henri Sabbe. Ik zal na het bezoek aan mijn vrienden in Detroit doorreizen naar Moline. Sinds 13 maart 1913 woon ik in de 10de straat, 1936 te Moline.”

De Eerste Wereldoorlog

“Ik verneem plots dat mijn broer Cyriel werd opgeroepen voor het speciaal contigent van het 4de regiment Jagers te Voet in de 3de legerdivisie van het Belgisch Leger. Mijn ouders en mijn zus, Marie-Louise en haar man Cyriel Zeenaeme, zijn zoals vele inwoners van Staden naar Normandië gevlucht. Later zal het gezin Zeenaeme-Pype in Chalo St. Mars verblijven, op z’n 70 km van Parijs. Drie van hun vijf kinderen zijn er geboren.

In 1917 raken ook de Verenigde Staten betrokken bij de oorlog. Op 18 mei 1917 wordt een wet gestemd die toelaat om alle mannen tussen de leeftijdsgrens van 21 en 30 jaar verplicht onder de wapens te roepen. 24 miljoen jonge mannen vallen onder de wet. Op 4 juli 1917 word ik na zijn zware dagtaak bij de Holland St. Louis Sugar in Auburn opgewacht en moet ik aansluiten bij het Amerikaanse leger. Ik ben net geen 30 jaar.

Ik krijg in het Camp Taylor in Kentucky mijn opleiding. Op 17 augustus 1918 vraag ik, tijdens mijn opleiding, mijn naturalisatie aan voor de rechtbank van Louisville, Kentucky. Eenmaal de opleiding beëindigd is, word ik overgeplaatst van het opleidingskamp naar een transitkamp in afwachting van mijn transport naar de Europese slagvelden.

Op 30 december 1919 ben ik eindelijk terug bij mijn ouders in Staden. Mijn enige broer Cyriel is gesneuveld tijdens de oorlog en dat doet me zeer veel verdriet. Mijn geboortedorp is onherkenbaar geworden: mensen wonen er in tijdelijke barakken. Iedereen hoopt op betere tijden en ik herneem mijn leven zo goed en zo kwaad als ik kan. Maar ik blijf dromen om terug naar Amerika te gaan...”

Jules Pype
Links: Jules Pype als Amerikaans soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Rechts: huwelijksfoto van Jules Pype en Marie Vanderiviere, 1920. Foto's: Ann Pype.

Een eigen gezin

“In 1920 leer ik Marie Vanderiviere kennen. Ze is afkomstig van Hooglede/De Geite, een naburig dorp en weet wat hard werken is. Marie heeft de zorg over haar vier broers en vader Amandus, sinds het overlijden van haar moeder in 1911. Haar oudere zus Renilde is gehuwd en is vroedvrouw. Twee van haar broers hebben gevochten tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het IJzerfront. Marie verbleef tijdens de oorlogsjaren in Tomblay, op 30 km van Parijs. Ze woonde en werkte er bij de familie Depellisier.

Marie is geboeid door de verhalen van “mijn” Amerika. Op 28 april 1920 beloven we voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van Hooglede dat we elkaar in lief en leed zullen steunen als man en vrouw. Twee dagen na dit huwelijk vragen we bij de Amerikaanse Ambassade in Gent onze paspoorten aan voor Amerika.

We vertrekken op 19 mei 1920 vanuit Antwerpen en varen met de Kroonland van de Red Star Line naar New York. We komen aan op Ellis Island op 31 mei 1920. Marie en ik gaan in het kleine dorp Mount Clemens wonen bij Detroit. Het leven is er hard maar we hebben elkaar, en de liefde. Onze eerste zoon wordt op 18 maart 1921 geboren. We geven hem de naam Cyriel, als eerbetoon aan mijn overleden broer.

Als onze kleine Cyriel zeven maand oud is, in december 1921, reizen we af naar België. We vertrekken vanuit New York met de Red Star Line en zullen nooit meer naar Amerika teruggaan, terwijl andere familieleden wel hun geluk gaan zoeken in Canada.”

Oost west, thuis best

Jules en Marie gingen in Hooglede wonen en startten er een boerderij met koeien, varkens, één paard en veel landbouwgrond. Ze kregen nog vijf kinderen, waaronder één tweeling. Jules en Marie hebben hun boerderij niet meer verlaten.

Mijn grootouders vertelden weinig over Amerika en als ze iets zeiden, was het: “Je moet overal veel werken, dus beter op ons geboorteland dan ginder ver weg.” En daarmee was alles gezegd.

Mijn grootmoeder Marie stief toen ze 87 jaar was. Mijn grootvader Jules overleed een kleine twee jaar later, op 9 oktober 1979. Hij werd begraven in de kleine kerk van De Geite/Hooglede. Op zijn kist lag de Amerikaanse vlag, een stille getuige van “zijn” Amerikaanse droom.

Auteur: Ann Pype. Ann is de kleindochter van Jules Pype.

Welk verhaal heeft jouw familie te vertellen?

Ga op zoek naar jouw familiegeschiedenis aan de hand van ons stappenplan
en ontdek de spannende verhalen van jouw voorouders.

Download hier onze toolkit!