Verhalen
Emiel en Urbain in een schoolkolonie
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vluchtten ongeveer anderhalf miljoen Belgen naar het buitenland, waarvan er 600.000 tot het einde van de oorlog bleven. Ongeveer de helft daarvan verbleef in Frankrijk, voornamelijk in Normandië. Ook kinderen behoorden tot deze vluchtelingen. Kwamen zij uit actief oorlogsgebied, dan konden ze geëvacueerd worden naar zgn. ‘schoolkolonies’. Zo ook de broers Emiel (1902-1989) en Urbain (1904-1988) Sinnesael. Ontdek hier hun verhaal.
De oorlog breekt uit
Emiel en Urbain Sinnesael waren geboren en getogen ‘Tuimelaarnaars’ uit Moorslede-Beitem in West-Vlaanderen. Als zoons van Henri Sinnesael en Marie-Louise Persoon groeiden ze op in een warm nest in de Monseigneur Catrystraat, samen met hun zus en vijf broers. Hun ouders hadden er een molen, hoeve, een vlasroterij en een cichoreidrogerij.
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, vluchtten ze op 19 oktober 1914 samen met een broer en een oom richting leper. Ze strandden in Elverdinge, bij een boer die aan ongeveer 200 mensen van allerlei slag onderdak verschafte. Twee jaar deden Emiel en Urbain allerlei werk op de boerderij waar ze verbleven.
Evacuatie naar de schoolkolonie
Het onderwijs in Vlaanderen had veel te lijden onder de Eerste Wereldoorlog. De scholen werden eerst gebruikt als verblijf voor vluchtelingen en werden daarna door de Duitsers opgeëist om deze om te vormen tot soldatenkwartieren, hospitalen, enz. Tot grote ongerustheid van de ouders liepen de kinderen dus meestal rond op straat, waar ze voortdurend in gevaar waren en waar ze weinig positiefs leerden van de soldaten. Na de eerste turbulente oorlogsmaanden begon men hier en daar, in burgerhuizen en kerken bijvoorbeeld, weer les te geven, met zeer schaarse middelen omdat er zoveel vernield was.
Vanaf mei 1915 werden de kinderen die in de gevarenzone bij het front woonden, geëvacueerd naar schoolkolonies verder weg in België, in Frankrijk en in Zwitserland. Het afscheid met hun familie was zwaar, maar ze waren er veilig, verbleven er gratis en kregen er les. Ze kregen de naam ‘Les Enfants de l’Yser’.
Toen het te gevaarlijk werd voor Emiel en Urbain, werden ook zij, met een tussenstop van een paar weken in Rouen, overgebracht naar een schoolkolonie. Deze bevond zich in de Seine-Maritime (Normandië). Tot het einde van de oorlog verbleven ze daar in Les Grandes Dalles, in het Hôtel de la Plage dat gebruikt werd als school. In 1916 waren Emiel en Urbain zo’n 14 en 12 jaar oud, een vreselijke leeftijd om de familiale sfeer te missen en weg te moeten uit de omgeving waar ze iedereen kenden.
Het leven in Les Grandes Dalles
De directeur van de school was volgens hen zeer streng en de hoeveelheid leerstof was er erg groot. Het eten werd geleverd door de Franse overheid. Deze oorlogskost was haast oneetbaar, maar het verorberen ervan was beter dan honger lijden. Was er niet genoeg voedsel, dan gold het recht van de sterkste, met als gevolg dat er veel kinderen ondervoed waren.
Men kon er gedurende een jaar de gewone lessen volgen en zich daarna specialiseren, op voorwaarde dat men oud genoeg was. Maar dat hebben Emiel en Urbain nooit gedaan, want ze wilden liever een stukje grond bebouwen als landbouwer dan Latijn leren. Daar zal het hunkeren naar hun vroegere leven ook wel voor iets tussen gezeten hebben.
Emiel moest, als oudste van zijn tafel, elke dag de borden en het bestek afwassen. Servies en bestek, dat was iets nieuws, want thuis at men nog altijd met z'n allen uit een grote kookpot, zonder borden en met een houten lepel.
Er stonden hen nog moeilijke tijden te wachten. Toen ze terug thuis kwamen, zouden ze vernemen dat hun vader, tijdens hun verblijf in Elverdinge, steeds minder dan een kilometer van hen vandaan had verbleven. Wat nog erger was: hun moeder was in tussentijd gestorven. Maar dat is een verhaal voor een andere keer…
Auteur: Roger Sinnesael. Roger is een nazaat van de gebroeders Sinnesael.