Verhalen
Interview met Hanane Llouh: migratie binnen familiegeschiedenis
Hanane Llouh is masterstudent Geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen. Ze getuigt over haar familie, die afkomstig is uit het Rifgebergte in Noord-Marokko, over de uitdagingen die haar onderzoek stelt, en over de waarde van mondelinge geschiedenis.
31 maart 2021
Hoe ontstond je interesse in geschiedenis?
Ik ben al van kleins af geïnteresseerd in geschiedenis. Ik las als kind heel veel boeken: ik deed niet anders! Ik ben nog geboren in Marokko, want mijn ouders zijn pas heel laat geëmigreerd naar België. We hebben er nog veel familie en we gaan regelmatig terug. We komen uit een afgelegen, klein dorpje in het Rifgebergte, in het noorden van Marokko, waar er nog maar pas elektriciteit en stromend water is aangelegd. Toen ik er de zomers doorbracht in mijn jeugd, vond ik het fascinerend om daar in een andere wereld terecht te komen, die paste bij die historische verhalen. We leefden er van het land, speelden er tussen de ruïnes…
Later werd ik heel maatschappelijk actief, en ging ik – in België – aan de slag als vrijwilliger. Ik merkte een verharding van onze samenleving, en ik wou dat kunnen plaatsen. Je kan het heden pas begrijpen als je het verleden kent, dus ook dat heeft mij gemotiveerd om voor geschiedenis te kiezen als studierichting. Daarmee heb ik écht mijn passie gevonden.
Je bent zelf ook bezig met jouw familiegeschiedenis. Hoe ben je daartoe gekomen?
Ik heb het geluk dat beide kanten van mijn familie uit hetzelfde dorp afkomstig zijn. Op de begraafplaats daar liggen al mijn overleden voorouders en familieleden begraven: een uniek besef. Als kind wees ik daar aan waar ik zelf ooit wilde begraven worden—heel luguber eigenlijk (lacht). Om maar te zeggen: mijn plaats van afkomst is heel nauw verbonden met mijn familiegeschiedenis.
Ik heb me altijd wel al afgevraagd wie mijn voorouders zijn en wat het verhaal is van mijn familie. Maar héél bewust was ik daar niet mee bezig, tot in 2018 mijn ene grootvader overleed. Hij is ouder dan 100 jaar geworden. Ik verwijt mezelf dat ik hem nooit heb gevraagd naar de familiegeschiedenis en naar zijn leven in een tijdperk dat zó anders is dan vandaag. De afgelopen twee jaar ben ik dan ook heel bewust begonnen met het samen puzzelen van die geschiedenis, door te praten met mijn ouders en met oudere familieleden die nog in leven zijn.
‘De afgelopen twee jaar ben ik dan ook heel bewust begonnen met het samen puzzelen van die geschiedenis, door te praten met mijn ouders en met oudere familieleden die nog in leven zijn.’
Heeft familiegeschiedenis een andere geladenheid, een extra betekenislaag voor jou, gezien je migratieachtergrond?
Zeker wel. De zoektocht naar je familiegeschiedenis is ook één naar je eigen identiteit. Als je het verleden kent, heeft dat effect op hoe je nu in het leven staat. Ik vind het frustrerend dat ik de geschiedenis ken van de Europese context, maar mijn eigen geschiedenis niet. Het is een leemte die ik wil opvullen, maar niet kan.
Ooit las ik: migratie is altijd verliezen, en ik merk dat dit bij mijn ouders sterk het geval is. Zij hebben zoveel opgegeven om in België te kunnen wonen. Mijn moeder bijvoorbeeld had een heel sterke band met haar ouders en wou absoluut nooit uit het dorp vertrekken, tot het moest. Dan kwam zij hier in een samenleving terecht waar ze de taal niet sprak, waar ze zich lang geïsoleerd voelde. Als je jong bent sta je daar allemaal niet zo bij stil, maar nu vraag ik mij af: waarom hebben ze die keuze gemaakt, en wat heeft dat met hen gedaan? Door die gesprekken begrijp ik hen ondertussen al zoveel beter.
Hoe pak je die gesprekken met je ouders aan?
Bij mijn moeder zie ik het als een werk van lange adem: ik stel haar korte vragen op momenten dat ik alleen ben met haar. Met mijn vader ben ik gaan samenzitten speciaal om het met hem over zijn migratie te hebben, voor de allereerste keer. Om de vragen te stellen die ik anders niet stelde, om ongemakkelijke momenten te vermijden. Hoe is zijn migratie verlopen? Hoe is hij naar hier gekomen? Hoe was dat voor hem als jonge twintiger, met een vrouw en kinderen? Hij had nog nooit over die zaken kunnen praten. Vroeger begon ik er wel eens over, maar dat was dan terloops, met andere mensen erbij. Het is belangrijk om zo’n gesprek aan te gaan op een rustig moment, en er echt de tijd voor te nemen. Ik heb mijn vader op een andere manier leren kennen, en het heeft ons veel dichter bij elkaar gebracht. Hij vertelde bijvoorbeeld dat hij hier maandenlang in een caravan heeft gewoond met tien andere mannen, aan de rand van een tomatenfabriek, waar hij werkte van ’s morgens tot ’s avonds. Ik heb dat nooit geweten. Ik voel me nog schuldiger dat ik zo’n lastige puber was (lacht). Dat is een schuldgevoel waar veel migrantenkinderen mee te kampen hebben: onze ouders hebben zoveel meegemaakt en zoveel opgeofferd, dus we moeten een goed kind zijn. Dat leeft ook bij mij: dat gevecht tussen schuld ten opzichte van hen en de keuze voor mijn eigen geluk.
Migratie wordt vaak voorgesteld als een klassiek verhaal van gastarbeiders en gezinshereniging. Maar voor die dieperliggende verhalen merk ik dat er heel weinig aandacht is. Dat is nu pas aan het opkomen. Waren migranten uit het noorden van Marokko bijvoorbeeld zomaar gastarbeiders of eerder vluchtelingen? Verhalen over de politieke situatie in Noord-Marokko komen niet zomaar naar buiten, die moet je actief gaan opzoeken. Dan pas dan kan je het beginnen begrijpen. Nederlanders van Marokkaanse afkomst zijn daar heel recent boeken over gaan schrijven. Daardoor besef ik nu hoe die situatie in Noord-Marokko er gekomen is, en hoe het verhaal van mijn familie past in die bredere geschiedenis. Migratie is echt de rode draad in mijn zoektocht.
'Migratie is echt de rode draad in mijn zoektocht.’
Hoe is het onderzoek van je familiegeschiedenis verder al verlopen?
Het jammere is dat er geen documenten zijn die verder teruggaan dan de jaren 1960. Ik spreek natuurlijk vanuit mijn persoonlijk verhaal: ik kan me inbeelden dat voor mensen uit grootsteden, zoals Casablanca, de situatie heel verschillend is. Voor mijn familie is er pas een paper trail vanaf het moment dat mijn grootvader langs vaderskant in België werkte als gastarbeider. Hij is na zeven jaar teruggekeerd naar Marokko. Tot die tijd hadden wij zelfs geen officiële achternaam.
Er is wel een sterke mondelinge cultuur in de Rif waarvan ik me bewust word. Een perfecte illustratie daarvan zijn de izran. Dat zijn poëtische liederen in het Berbers, die vooral door vrouwen gezongen worden, tijdens feesten zoals bij geboortes, verlovingen en huwelijken. De teksten bevatten heel oude verhalen, en het is ook een manier om in te gaan tegen de sociale norm. Dat is een traditie die jammer genoeg verloren gaat. Het is niet gemakkelijk om die liederen vast te leggen in geschreven vorm, al zeker niet vertaald naar het Nederlands. Ik heb het wel al geprobeerd, want mijn moeder is binnen de familie een van de beste in het zingen van izran. In Nederland staan ze daar al verder in: daar hebben Rachida Mayssa en Khalid Mourigh een verzenbundel van Riffijns-Berberse verzen uitgebracht.
Sinds het overlijden van mijn grootvader ben ik vooral in de mondelinge geschiedenis gedoken. Naast de gesprekken met mijn ouders, ben ik speciaal naar Marokko gevlogen om er mijn nog levende grootvader te spreken. Hij is een boer, die door zijn zware leven is gehard. Ik leerde dat hij tijdens de hongersnood een periode in Algerije heeft gewerkt, en toen in de bossen moest overleven. Veel wou hij niet vertellen. Telkens als ik de opname startte, was de reactie: ‘Waarom begin jij nu over het verleden? Mijn leven is nu. Ik wil daar niet meer aan denken.’ Ik heb zoveel mogelijk aangedrongen, maar heb uiteindelijk moeten opgeven. Dat was een grote teleurstelling. Hij heeft wel nog een broer in Brussel wonen – mijn grootoom – die heeft beloofd mij te woord te staan. Hij is al erg oud, een stuk in de 90. Als hij sterft, sterven veel verhalen met hem mee. Die wil ik graag bijhouden.
Ik probeer ook zoveel mogelijk andere familieleden te spreken. Dat brengt de familie samen. Een neef heeft een familiestamboom opgesteld. Hij stelde het aan ons voor toen we allemaal samen waren in het huis van mijn intussen overleden grootvader, en we deelden familieverhalen. Die ervaring staat in mijn geheugen gegrift. Zo kwam ik bijvoorbeeld te weten hoe mijn overgrootmoeder in de familie terechtkwam. Zij werd uitgehuwelijkt nadat in haar familie iemand een ongeluk had begaan met een dode tot gevolg, in het kader van de law and order binnen het dorp. Een verhaal als uit een film! Dat kwam toen naar boven, en bracht het besef dat er nog zoveel is dat wij niet weten. Zo’n verhalen raken iedereen.
Wat ontdekte je nog zoal over je familiegeschiedenis?
De grootste ontdekking is dat mijn vaderskant van de familie niet oorspronkelijk van ons dorp afkomstig is. Dat wist ik helemaal niet. Het noorden van Marokko kent nog een sterke stammencultuur, en ik dacht altijd dat mijn moeder én vader tot een en dezelfde stam behoren. Plots blijkt dat niet zo te zijn. Zijn familie kwam uit een regio waar gevochten werd tegen het centrale regime; ze vluchtten naar het dorp om er bescherming te zoeken. Dat brengt de zaken echt in perspectief: je denkt heel je leven dat je één ding bent, maar eigenlijk ben je iets anders!
Twee weken geleden nog kwam ik te weten dat mijn overgrootvader een verzetsleider was die meevocht tegen de Fransen en Spanjaarden en het centraal koningshuis. Dat hoorde ik van een van mijn groottantes. Als ik nu naar foto’s kijk van die periode, vooral uit de Spaanse archieven, kan ik me inbeelden hoe mijn overgrootvader daar rondliep. Daar ben ik wel trots op.
'Twee weken geleden nog kwam ik te weten dat mijn overgrootvader een verzetsleider was die meevocht tegen de Fransen en Spanjaarden en het centraal koningshuis. (…) Daar ben ik wel trots op.’
De puzzel van mijn familiegeschiedenis is nog onvolledig, maar zulke puzzelstukjes zijn zo waardevol, hoe klein ze ook zijn. Je kan natuurlijk niet op dezelfde manier aan historische kritiek doen zoals je dat zou doen met geschreven documenten; het is een kwestie van werken met wat er is.
Een familiegeschiedenis schrijven met buitenlandse roots is duidelijk niet vanzelfsprekend. Welke tips zou je meegeven voor mensen in een soortgelijke positie?
Het belangrijkste is dat je er heel bewust aan begint. Je kan niet zomaar terloops eens vragen om een verhaal; dat deed ik vroeger ook, maar dat is niet duurzaam. Verder moet je ook wat creatief uit de hoek komen. Als je over geschreven documenten beschikt, gebruik die dan ook. Neem ze mee naar je gesprekken met familieleden en vraag hen om uitleg en context. Ga verschillende verhalen horen bij verschillende familieleden, en toets verhalen af bij andere familieleden: ‘Ik heb dit en dat gehoord, klopt dat? Kan je aanvullen?’ Soms zal je moeten aandringen. Je mag niet te snel opgeven, want dat deed ik vroeger wel, maar tegelijk moet je het respecteren wanneer men niet wil praten. Onvermijdelijk bots je op trauma’s of een pijnlijk verleden. Gaandeweg leer je om daarin een soort evenwicht te vinden.
Ook een aanrader is om klein te beginnen: bij je ouders. Want veel migrantenkinderen kennen de familie niet echt meer. Vroeger kende je zelfs in grote families iedereen: groottantes en -nonkels, aangetrouwde nichten en neven. Nu is dat vaak niet meer het geval. Als morgen in Antwerpen een onbekende op me afstapt en zegt dat die familie is, dan kan dat goed zijn. Dus het is belangrijk om te beginnen bij wat je kent, en op basis daarvan een familienetwerk uit te tekenen. Zo weet je wie er iets kan vertellen, bij wie je kan gaan horen en bij wie je níet moet zijn.
Foto’s vind ik ook heel belangrijk. Ik zou heel graag bij familie langsgaan om foto’s in te scannen. Foto’s zijn er bij ons in de familie, maar ze zijn heel verspreid. Je weet nooit wat er met die foto’s kan gebeuren. Een tante in Marokko had een doos vol familiefoto’s, maar van een louche imam had ze gehoord dat foto’s verboden zijn – wat voor de duidelijkheid niet het geval is hé! Op een impulsief moment, zonder iemand daarover te spreken, heeft ze de foto’s verbrand. Ik word daar nog boos van, al kan ik de tante zelf niets kwalijk nemen.
Ik probeer ook foto’s te nemen van dingen die kunnen verdwijnen. Mijn overleden grootvader bijvoorbeeld had een geschilderd portret laten maken door een Spaanse ambtenaar. Toen hij overleed, heb ik het gefotografeerd. Als een van zoveel kleinkinderen kan ik zo’n zaken niet zomaar opvragen, maar de foto’s kan ik wel bijhouden. Zoals ik al zei: als je rondloopt in het dorp zie je het verleden rondom. Die ruïnes en historische relicten vind ik heel interessant, maar de Riffijnse cultuur wordt niet gevaloriseerd door de Marokkaanse overheid. Er is onder andere een bekend schrijn van een belangrijke imam, dat in het begin van de 20ste eeuw is gebouwd. Hij werd heel lang als heilig beschouwd. Als je passeerde, moest je een muntje leggen, een kaarsje branden of een kusje geven op de muren. Ik heb dat lang ook gedaan, omdat anders je been zou kunnen breken (lacht). Nu zijn er discussies binnen het dorp om het schrijn af te breken, omdat het ingaat tegen het verbod op heiligen in de Islam. Dat is erfgoed! Maar ik kan niet zelf beslissen om het te behouden. Ik heb er voor de zekerheid foto’s van genomen.
Het belang dat je hecht aan mondelinge geschiedenis komt duidelijk terug in je masterproef. Kan je wat meer vertellen over je onderwerp en je aanpak?
Ik heb ervoor gekozen om me te specialiseren in stadsgeschiedenis. Ik schrijf mijn thesis over ritueel slachten, vooral binnen de Islam, en de inbedding daarvan in de Antwerpse grootstedelijke context. In functie daarvan probeer ik met mensen te spreken die daar iets over kunnen vertellen. Ik heb het geluk gehad dat binnen mijn opleiding waarde wordt gehecht aan mondelinge geschiedenis, en dat het gebruik daarvan in historisch onderzoek wordt gestimuleerd. Het is interessant om te bemerken dat officiële documenten vaak een ander verhaal vertellen dan orale bronnen. In mijn onderzoek ga ik van de jaren 1970 tot 1998, wanneer de Moslimexecutieve werd opgericht. Ik heb heel bewust gekozen voor dat recente verleden, zodat ik getuigen kan spreken. Dat stelt ook specifieke uitdagingen voor jezelf als historicus. Je probeert zo kritisch en wetenschappelijk mogelijk te werk te gaan, maar je moet daarbij ook erkennen dat je sowieso in je onderzoek aanwezig bent. Door de vragen die je stelt, de manier waarop je ze stelt, enzovoort.
'Als vrienden zeggen dat ze een stamboom kunnen voorleggen die tot de 16de eeuw teruggaat, denk ik altijd: ‘God, jullie zijn verwend, als ik dat maar had…’ (lacht)’
Je vertelde dat je je zelf niet kon baseren op archieven, heb je advies voor anderen in een gelijkaardige situatie?
Ik ging vroeger niet kijken naar Vlaamse websites, want ik besef dat wat werkt voor Vlaamse genealogie niet op mij van toepassing is. Als vrienden zeggen dat ze een stamboom kunnen voorleggen die tot de 16de eeuw teruggaat, denk ik altijd: ‘God, jullie zijn verwend, als ik dat maar had…’ (lacht) Naar dit of dat archief gaan, zoeken op familienaam, dat werkt gewoon niet in mijn geval. Als je daarom tools kan aanreiken om met orale bronnen om te gaan, zou dat fantastisch zijn. Verzamel verhalen en toets ze af, neem de tijd voor gesprekken – en neem ook foto’s en hou voorwerpen bij! Mijn ene grootvader was een kippenboer, en ik herinner me hoe hij vroeger de kippen woog op een grote, oude weegschaal. Die weegschaal staat er nog, ongebruikt. Ik heb er foto’s van genomen en heb een van de gewichten van één kilo mee naar huis genomen. Toen ik jonger was, zou ik er nooit aan gedacht hebben om zoiets te doen. Nu besef ik wat er allemaal verloren kan gaan. Ik heb zelf nooit die tips meegekregen, dat zijn allemaal zaken die ik zelf heb moeten leren en ontdekken, met vallen en opstaan.
We maken er werk van, Hanane! Bedankt voor het fijne gesprek. We kijken uit naar de resultaten van je onderzoek.
Auteur: Histories