Leopoldus, seizoensvisser in IJsland

Tijdens de eerste helft van de 19de eeuw was Vlaanderen een agrarische regio: de meerderheid van de bevolking was actief in de landbouw, maar in veel gevallen was het inkomen van een landbouwer onvoldoende om het hoofd boven water te houden. Veel gezinnen waren daarom op zoek naar een tweede inkomen. In het binnenland was dit vaak een bijverdienste in de nijverheid terwijl aan de kust landbouwers zich noodgedwongen toelegden op de visserij. Aan de Westkust in het bijzonder was er na verloop van tijd een overaanbod aan vissers. De combinatie van werkloosheid en lage lonen in de landbouw maakte vele vissers wanhopig. Wanneer vissers hoorden dat ze een flinke som geld konden verdienen met de IJslandvaart, hapten zij logischerwijs toe. Er was geen andere keus! Dit is het tragische verhaal van mijn betbetovergrootvader, IJslandvaarder Leopoldus Jacobus Depotter (1845-1872), die tien keer naar IJsland voer tussen 1865 en 1877.

Kamiel Depotter
Kamiel Depotter die aan het garnalenvissen is met zijn paard,
ca. 1950 (privé-archief Maria Depotter, Koksijde).

Kommer en kwel in Koksijde anno 1850

Leopoldus Jacobus Depotter werd op 31 januari 1845 geboren in Koksijde als zoon van Petrus Franciscus Depotter en Cecilia Constancia Vermoote in een typisch landbouwersgezin. Op het moment van zijn geboorte was Koksijde een afgelegen dorp waar zo’n 500 mensen woonden. De meeste inwoners leefden van de landbouw. De stijgende bevolking zorgde er echter voor dat de grond versnipperd raakte: de landbouwbedrijven waren klein en dus weinig rendabel. Veel landbouwers hadden hierdoor weinig ruimte en teelden daarom vooral aardappelen.

In 1844 dook in Ierland een aardappelschimmel op en deze verspreidde zich snel naar West-Europa. De aardappeloogst van 1845 mislukte hierdoor, met een hongersnood als gevolg. Tot overmaat van ramp was de winter van 1844-1845 ook zeer streng, wat de situatie alleen maar slechter maakte. En daarmee was de miserie nog niet ten einde, want door de voedselschaarste braken er nadien twee epidemieën uit: een tyfusepidemie (1846-1848) en wanneer die min of meer verdwenen was, volgde er een cholera-epidemie (1848-1849). Kortom: de situatie van het gezin waarin Leopoldus opgroeide, was allesbehalve rooskleurig.

Betrapt!

Wanneer Leopoldus in 1865 twintig jaar werd, trouwde hij met Orthansia Verspeelt (1839-1874). Orthansia kwam uit Retie in de provincie Antwerpen, maar verhuisde naar de Westkust omwille van de job van haar vader die douaneambtenaar was in Adinkerke. Samen kregen ze vijf kinderen: Florimandus (1866), Leonie (1867), Carolus (1868), Theodorus (1871) en een doodgeboren kind (1874).

De levensstandaard in het gezin lag laag: hun woning bevond zich op pachtgrond in de duinen van Koksijde. Zandgrond is niet gunstig om aan landbouw te doen, waardoor deze gronden het goedkoopst waren. Bovendien werd Leopoldus rond 1865 twee keer betrapt op het stropen van wild in de duinen, een bijkomend bewijs van zijn lage levensstandaard. Hierop stonden strenge straffen: een boete van 100 Belgische frank of een celstraf van zestien dagen, maar de armoede dwong hem dit risico te nemen. Leopoldus koos er tweemaal voor om zijn straf uit te zitten, wellicht omdat hij ze niet kon betalen. Met 100 Belgische frank kon hij in die tijd namelijk meer dan 400 broden kopen!

Naar IJsland!

Wanneer de Belgische overheid in 1861 bepaalde premies afschafte in de visserij, kwamen de lonen nog lager te liggen. Ook in de landbouw was de situatie niet rooskleurig: de toenemende import van Amerikaans en Russisch graan zorgde ervoor dat Vlaamse boeren hun graan minder goed konden verkopen. Daarnaast was er ook veel werkloosheid in Oostduinkerke en het naburige Koksijde, omdat er te veel mensen in de plaatselijke visserij werkten. Deze situatie leidde ertoe dat Leopoldus in 1865 zijn eerste campagne waagde naar IJsland.

Een campagne duurde in de 19de eeuw zes maanden: in maart meldden de vissers zich aan in Nieuwpoort en Duinkerke en als alles goed verliep kwamen ze terug eind september. De meer dan 20 kilometer lange wandeltocht van Koksijde naar Duinkerke verliep voor Leopoldus via smalle duinwegen en nam gemakkelijk een volledige dag in beslag. Wanneer ze er aankwamen, werd de naam van de IJslandvaarder genoteerd in de monsterrol. Bij aanvang kreeg de vrouw van de IJslandvaarder al een voorschot dat varieerde van jaar tot jaar en afhing van de economische situatie op dat moment. Dit voorschot schommelde meestal tussen de 100 en, eerder uitzonderlijk, 200 frank. De vrouw had binnen een IJslandvaardersgezin dan ook een belangrijke functie: zij moest voor het gezin en het landbouwbedrijf zorgen terwijl haar man op zee voer. Voor Orthansia moeten deze periodes heel lastig geweest zijn, omdat ze nooit wist of haar man thuis zou komen in september. Vrouwen gingen hierdoor nooit mee naar IJsland. Er moest iemand voor de kroost zorgen!

De tocht van Duinkerke naar IJsland duurde drie weken en was een hachelijke ervaring. Stormen en zeeziekte waren schering en inslag tijdens de reis. Wanneer de vissers er aankwamen, begon het vissen. Het betrof voornamelijk kabeljauw en de vangst varieerde sterk van jaar tot jaar. Bij een mager jaar verdiende een IJslandvaarder zo’n 400 frank, voor een goed jaar was dat gemiddeld zo’n 700 frank, voorschot inbegrepen. Het was dan ook bang afwachten naar de uitbetaling, want een slechte vangst betekende een laag inkomen.

Een tragische wending

Ondanks het gevaar op zee gebeurde voor het gezin Depotter het drama eerst aan land: in 1874 stierf Orthansia na een miskraam. Leopoldus hertrouwde echter al snel met Philomena Decalf, waarmee hij ook twee kinderen kreeg. Deze kinderen zouden hun vader echter nooit kennen, want in 1877 sloeg het noodlot nogmaals toe.

Op 10 maart 1877 vertrok Leopoldus voor de tiende keer naar IJsland met de boot Favorite. Eind maart kwam het schip in een zware storm terecht. Het schip verging met man en muis. Dagenlang werd er nog gezocht naar het schip en eventuele overlevenden, maar tevergeefs. Op de overlijdensakte van Leopoldus staat dan ook dat hij rond 1 april 1877 nabij de kust van IJsland overleden is. Amper drie jaar getrouwd, was Philomena al weduwe geworden. Kort na het overlijden van haar man verhuisde Philomena naar Steenkerke, waar ze hertrouwde. Haar eigen kinderen nam ze mee terwijl de kinderen van Orthansia werden opgevoed door een voogd: Franciscus Albertus Maes (1821-1896).

Overlijdensakte Leopoldus Depotter
Uittreksel uit de registers van de burgerlijke stand van Koksijde.
In de overlijdensakte staat dat Leopoldus Depotter op 1 april 1877 overleden is
“op de kusten van Ysland” (Leopoldus Jacobus Depotter, Koksijde, 01.04.1877).

Garnaalvissen dichter bij huis

De economische situatie van de nazaten van Leopoldus Depotter verbeterde stilaan. Dat blijkt uit het feit dat het IJslandvaren om een extra inkomen te verwerven steeds meer verdween. In de generatie van zonen Carolus en Theodoor waren er nog IJslandvaarders, maar in de generatie daarna verdween deze traditie stilaan uit mijn familie. Het vissen en de landbouw werden wel nog gecombineerd. De zoon van Carolus, Kamiel Depotter (1896-1970) was een van de laatste garnaalvissers in Koksijde. Kamiel trouwde in 1929 met Julia Danneel, dochter van Rochus Danneel (1864-1917). Rochus mag gezien worden als een voorbeeld van hoe een IJslandvaarder er ondanks de risico’s in slaagde een eigen bootje te kopen waardoor het IJslandvaren niet meer nodig was. Hij stapte over naar het garnaalvissen, waardoor in de generatie daaropvolgend de traditie van het garnaalvissen in mijn familie sloop. Binnen de generatie van Kamiel Depotter, mijn overgrootvader, verdween het IJslandvaren helemaal. Hij slaagde erin om een intussen veel groter landbouwbedrijf te runnen, maar kreeg met andere uitdagingen te maken. In 1916 werd hij opgeroepen om, samen met zijn broer Theodoor (niet te verwarren met de broer van Carolus), te gaan vechten in het Belgisch leger tegen de Duitsers. Zowel Kamiel als zijn broer overleefden de oorlog, maar hierover praatte hij niet veel. In 1930 kreeg hij met Julia zijn eerste dochter, Maria Depotter. In 1933 werd mijn grootvader, Gerard Depotter, geboren.

Theodoor en Kamiel Depotter
Foto van Theodoor en Kamiel Depotter
in legeruniform op een postkaartje uit Duitsland,
ca. 1918 (privé-archief Maria Depotter, Koksijde).

Om te besluiten mag Leopoldus gezien worden als een voorbeeld van hoe risicovol het IJslandvaren was. Het werd gedaan uit wanhoop, omdat de Koksijdse vissers er anders niet in slaagden om rond te komen. Het was een situatie die voorkwam in vele Vlaamse gezinnen in de 19de eeuw. Het verhaal van Leopoldus was allerminst een uitzondering.

Het gezin van Kamiel Depotter
Het gezin van Kamiel Depotter bezig met het verwerken van de
garnalenvangst, ca. 1950 (privé-archief Maria Depotter, Koksijde).

Dit verhaal werd geschreven door Bert Depotter (1997), achterkleinzoon van Kamiel Depotter en dus nazaat van betbetovergrootvader Leopoldus Jacobus Depotter. Deze tekst is gebaseerd op de paper die hij in 2022 schreef in het kader van het vak Historische Praktijk I: Moderne en Hedendaagse Tijd aan de Universiteit Gent.

Welk verhaal heeft jouw familie te vertellen?

Ga op zoek naar jouw familiegeschiedenis aan de hand van ons stappenplan
en ontdek de spannende verhalen van jouw voorouders.

Download hier onze toolkit!