Philemona op de vlucht

In 1975 nam de hoogbejaarde Philomena Vandenbergh (1890-1993) een oude zakagenda waarin zij neerschreef wat ze meegemaakt had tijdens de Eerste Wereldoorlog. De inval in België van het Duitse leger zette een grote vluchtelingenstroom in gang. Belgen zochten in het binnen- en het buitenland naar een veilig onderkomen. In het geval van Philomena bracht die zoektocht haar en haar jonge gezin van de Westhoek naar Engeland en Frankrijk en terug. Ontdek hier haar verhaal.

De oorlog bereikt Ieper

Bij het begin van de oorlog woonde de toen 24-jarige Philomena met haar man Henri Vanderhoeght (1885-1962) en éénjarige zoon Charles in de Eduard Fierensstraat in Ieper. Haar jongste broer Walter (1909-1982), toen vijf jaar oud, kwam in oktober 1914 bij hen wonen, want hun moeder Bertha Brilmans (1868-1949) vond het veiliger in Ieper. Ze zei tegen Philomena: “Ieper is zo ver, hier zal het nooit oorlog zijn.” Bertha had ook haar waardevolle spullen naar haar dochter overgebracht, die ze in een stenen pot in de aarde begroef.

Bertha had het mis: enkele dagen later al brak de oorlog uit in Ieper. Philomena vluchtte met de kleine Charles en Walter naar de kelder en wachtte bang het einde van de bombardementen af. De bommen vielen dichtbij het huis en de Ieperse gevangenis, waar haar man Henri werkte. Nadien logeerden een 40-tal Franse soldaten bij hen. Zij raadden Philomena aan om te vertrekken, want binnen de drie dagen zouden de Duitsers aankomen. Dat geloofde Philomena niet. Ze wilde haar bezittingen niet achterlaten. Enkele dagen later vertrokken de Fransen en namen Engelsen hun plaats in. Het zat er stampvol en ze aten alles, herinnerde ze zich.

Wanneer Philomena de stad introk om de schade te bekijken, richtten Duitse soldaten hun wapens op haar en de kinderen. Ze deden haar niets, maar het maakte een grote indruk. De dag erna verhuisde ze naar de gevangenis. Ze kon er in de keuken aan de slag en in de kelder was plaats om te slapen. Door het keukenraam kon ze de Franse, Engelse en Duitse soldaten zien passeren. Maar lang kon ze er niet blijven. Toen ze op een dag naar huis ging met de kinderen om wat spullen op te halen, viel er een bom op de keuken van het klooster en het plein voor de gevangenis. Door de inslag scheurde het gewelf van de kelder waarin zij sliepen.

Van Ieper naar Poperinge en Abele

Vele Ieperlingen vertrokken met treinen richting de kust om per boot naar Engeland te vluchten. Philomena besloot om samen met de zusters en andere personeelsleden van de gevangenis te voet naar Poperinge te gaan. Ze ondernam de tocht zonder bagage en met Charles in de kinderwagen. Walter wandelde braaf mee, net alsof hij begreep wat er aan de hand was. Onderweg kwamen ze een boerderij tegen, maar ze konden er niets krijgen. Er was zelfs geen vuur waaraan Philomena Charles zou kunnen verwarmen.

Aangekomen in Poperinge werden ze niet al te hartelijk onthaald. De boerin die hen opving, was niet vriendelijk, de stad was overbevolkt, en het wemelde er van de Engelse, Franse en Marokkaanse soldaten met hun kanonnen. Philomena besloot verder te trekken naar Abele, een dorpje bij Poperinge, waar ze terecht kon bij een spoorwegarbeider. Het was er klein en vuil, maar ze kon er de kinderen verzorgen en wat spullen kopen. Philomena wilde graag terugkeren naar Ieper, maar alles was afgebrand, haar huis incluis. Ze was dus verplicht in Abele te blijven, waar Henri haar en de kinderen terugvond. Zijn gezicht had een gele schijn gekregen. Van de schrik, dacht Philomena, maar eigenlijk was hij ziek geworden van het chloorgas dat de Duitsers hadden ingezet. Philomena en Henri huurden met nog twee anderen een kamer en sliepen op de grond. In de straten lag overal modder. De Engelse soldaten konden er niet door met hun zware geschut. De Fransen met hun kleine vrachtwagens en kanonnen wel. Walter verloor zijn schoenen in de modder en Philomena had een verbrande rok en kapot geregende hoed. Ze voelde zich een echte sukkelaar.

De vlucht naar Engeland

Philomena’s vader Carolus (1862-1943) en haar broer Adolf (1900-1966) Vandenbergh waren al naar Engeland gevlucht, maar keerden terug om Philomena en haar gezin op te zoeken. Ze gingen van huis tot huis om hen te vinden. Philomena en Henri besloten om mee naar Engeland te trekken, om de miserie aan het front ver achter zich te laten. De reis naar Engeland verliep wel niet zo gemakkelijk als gehoopt. Philomena’s vader had papieren gekregen voor de reis en mocht meteen vertrekken, maar tegen Philomena en haar gezin werd gezegd dat zij geen vluchtelingen waren en dat zij moesten wachten op een officiële boot. Eindelijk in Engeland aangekomen, werden zij goed ontvangen, maar het duurde vele uren eer alle administratie afgerond was.

De familie Vandenbergh werd ondergebracht in de villa van een gezin in Colchester in Essex. Het Engelse gezin gaf hen brood en maakte voor Philomena een nieuwe rok en hoed. Haar zoon Charles kon in de gezonde buitenlucht leren lopen. Haar zus Leontine (1889-1978) ging naar feestjes, gaf Franse les en kreeg zelf Engelse les bij rijke jongedames en grote boeren. Haar broers Adolf en Hector (1903-1992) gingen naar school in Colchester en Philomena ging werken. Alleen met Henri ging het niet goed. Door de aanval met chloorgas takelde hij verder af en vermagerde hij. Hij wilde werken, maar vond niets. Hij ging grachten onderhouden, maar dit bleek te veel voor zijn zwakke gezondheid.

Philomena 1
Links: Philomena Vandenbergh. Midden en rechts: haar zus Leontine en broer Adolf Vandenbergh. Familiearchief Vandenbergh.

Van Parijs naar Veurne

Om Henri te helpen, schreef Philomena een brief aan haar tante Flore Brilmans, de zus van haar moeder Bertha. Zij en oom Chatard woonden met hun vijf of zes kinderen in een landhuis in Lapalisse bij Vichy, maar ze vertoefden vaak in Parijs, waar oom Chatard meester-kleermaker was. Zij hielpen Henri, Philomena en hun zoontje Charles aan een kamer in de Avenue de Tourville in Parijs, van waaruit Henri werk kon zoeken. Dat vond hij in de gevangenis, maar net wanneer hij in dienst wilde treden, ontving hij een telegram uit Brussel: hij moest in de gevangenis van Veurne gaan werken.

De treinreis van Parijs naar Veurne duurde drie à vier dagen. Ze werden overal tegengehouden en Charles werd onderweg ziek. Ook Henri zag nog steeds geel van de gasaanval. Toen ze overnachtten in Duinkerke, werden ze opgeschrikt door schoten van de “Dikke Bertha” (een Duitse houwitser). De dag erna stapten ze op de trein naar het front, waarin ze twee nachten doorbrachten.

Aangekomen in Veurne, bleek alles kapotgeschoten te zijn en was het zoeken naar een geschikte verblijfplaats. Eerst bood een surveillant een kamer aan bij zijn moeder, die ook enkele gendarmen kost en inwoon gaf. Omdat Henri ziek werd van het eten, zochten ze een nieuwe thuis. Ze konden terecht in een kloostertuin, waar zij tijdens bombardementen moesten schuilen in een kelder die onder water stond. Philomena herinnerde zich nog dat er één man op straat geraakt werd.

Daarna zocht het gezin een eigen huisje in Veurne. Ze kochten een stoof, blikken dozen en enkele meubels, en van de zusters kregen ze een petroleumvuurtje. Ze werden bevoorraad door de Fransen en Engelsen. Buiten het gezin en de soldaten waren er niet veel mensen achtergebleven in Veurne. Philomena maakte er een echte thuis van, waar Charles in de tuin kon spelen en ze vaak haar oom Adolf Brilmans ontving, de broer van haar moeder Bertha. Eenmaal kwamen zelfs koning Albert en koningin Elisabeth op bezoek. Henri kreeg sigaren en Philomena een speldwerkkussen, wat haar ertoe aanzette om te leren kantwerken. Maar de bombardementen bleven aanhouden, en het gezin moest vluchten naar de gevangenis. Achteraf vertrok Philomena met Charles naar De Moeren, een polderdorpje vlakbij Veurne. Voor een frank per dag mochten ze er in een barak op de grond slapen. De koning kwam er ook, vertelde Philomena. Hij logeerde er soms in de grote boerderij van het dorp.

Philomena 2
Links: 'Soepbedeling en bijrantsoen' voor de familie Carolus Vandenbergh. Rechts: nieuwjaarsbrief van de achtjarige Walter Vandenbergh, Antwerpen, 1 januari 1918. Familiearchief Vandenbergh.

Een nieuw onderkomen in Watou

Henri, die zich inmiddels beter voelde, werd opgeroepen om in de nieuwe gevangenis van Watou te werken, bij Poperinge. Deze verhuis ging niet van een leien dakje. Tijdens de 30 kilometerlange tocht vanuit Veurne brak een wiel van hun kar af, waardoor ze alle bezittingen verloren, zelfs hun kachel en porselein. Ze konden overnachten in een Engels kamp, waar ze goed ontvangen werden, de kar herstelden en hun reis voortzetten.

In Watou konden ze logeren in een voorkamer van een gezin. Op 25 april 1918 namen de Duitsers echter de nabijgelegen Kemmelberg in en beschoten ze Watou, en bij een bezoek van de Engelse koning George V werd de Grote Markt gebombardeerd. Philomena was er toevallig bij, want ze ging net petroleum halen. De vrouw van de gendarme vluchtte voor dit geweld en nam haar meubelen mee, maar liet voor Philomena een bed, kast, tafel en stoelen staan. Ook het Engelse leger vluchtte. Gelukkig kwam het Franse leger daarna naar Watou, want Philomena meende dat ze het zonder hen niet overleefd zou hebben. Het waren allemaal oudere mannen en ze vroeg hen soms op de koffie. Eenmaal kwam er ook een Marokkaanse officier langs met zijn knecht, maar Philomena kon niet men hen praten omdat ze de taal niet sprak. Het bezoek kon op heel wat belangstelling rekenen: er kwamen zelfs mensen door het raam kijken om van de officier een glimp op te vangen!

Na de oorlog

Na de oorlog verhuisden Philomena, Henri en Charles naar Leuven, waar ze tien jaar zouden wonen. In de loop van de oorlog waren zij alles kwijtgeraakt, en dus woonden zij eerst in bij de tante van Henri. Daarna verhuisden ze naar een gebombardeerd huis zonder ramen, waar later Henri’s tante hen kwam vervoegen. In 1921 beviel Philomena er van een tweede zoon, René. Door de oorlog was Philomena sterk vermagerd en ongelukkig geworden, maar in Leuven kwam ze weer op krachten. Ze miste alleen haar mooie meubels, die ze in het begin van de oorlog in Ieper had moeten achterlaten. Henri is samen met een aalmoezenier nog eens teruggekeerd naar hun oude huis in de Eduard Fierensstraat om de waardevolle spullen op te halen die ze begraven hadden, maar het huis was afgebrand en de tuin was onbereikbaar. Toen het gezin jaren later nogmaals ging kijken, bleek alles platgegooid te zijn en was er een groot plein in de plaats aangelegd.

Philomena 3
Philomena Vandenbergh bij de viering van haar 100ste verjaardag in 1990. Familiearchief Vandenbergh.

 

Auteur: Maite De Beukeleer. Maite schreef het verhaal van Philomena uit in het kader van haar stage bij Familiekunde Vlaanderen. Het maakt deel uit van het familiearchief Vandenbergh in het Documentatie- en Studiecentrum voor Familiegeschiedenis te Merksem.

Welk verhaal heeft jouw familie te vertellen?

Ga op zoek naar jouw familiegeschiedenis aan de hand van ons stappenplan
en ontdek de spannende verhalen van jouw voorouders.

Download hier onze toolkit!