Overlijdensverklaring (Nederland)

Periode 

In 1865 werd het in Nederland bij wet verplicht gesteld dat de arts of lijkschouwer die de doodsoorzaak vaststelde, een verklaring opmaakte waarin de doodsoorzaak stond genoteerd. Tot op vandaag dient bij elk overlijden zo’n verklaring (het B-formulier) opgesteld te worden. 

Bewaarplaats 

De overlijdensverklaringen zijn, mits bewaard gebleven, meestal te vinden in de toegangen (inventarissen) op het archief van het gemeentebestuur, ofwel onder de subcategorie ‘openbare orde' of 'burgerlijke stand', ofwel onder 'openbare gezondheid'. Deze toegangen of inventarissen kunnen in de leeszaal geraadpleegd worden, maar ook steeds vaker via internet, bij een stads-, streek-, gemeente- of regionaal archief of bij een regionaal historisch centrum. 

Raadplegen 

Bij de meeste archieven wordt voor de overlijdensverklaringen een openbaarheidstermijn gehanteerd van 75 jaar. De verklaringen kunnen in veel gevallen al als scans via de archiefwebsites worden geraadpleegd. In de provincie Noord-Brabant, de Betuwe en enkele andere regio’s zijn deze bovendien al (groten)deels geïndexeerd. 

Gegevens 

Vanaf 1865 werd in Nederland verplicht een overlijdensverklaring opgesteld door een arts of lijkschouwer. Deze overlijdensverklaring, in dagelijks (archief)taalgebruik vaak ’doodsbriefje’ genoemd, werd vervolgens naar de ambtenaar van de burgerlijke stand gezonden. Met de Belgische aangifteformulieren van overlijden tonen de overlijdensverklaringen veel overeenkomsten. 

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakte op basis van de overlijdensverklaring maandelijks een staat op van de sterfgevallen en de doodsoorzaken, die voor statistieke doeleinden naar het Centraal Bureau voor de Statistiek werd gestuurd. Deze staten zijn slechts voor een klein aantal steden, waaronder Amsterdam, Delft, Oss en Zwolle bewaard en lijken op de Belgische doodsoorzakenregisters

Vanaf 1926 werd er een onderscheid gemaakt tussen een A- en B-verklaring. Op de A-verklaring werd louter nog een beknopte doodsoorzaak genoteerd, die bij de gemeente bleef berusten. De B-verklaring bevatte de volledige doodsoorzaakbeschrijving en werd voor statistieke doeleinden naar het Centraal Bureau voor de Statistiek gestuurd. Tussen 1939 en 1956 werd eveneens op de zogenaamde persoonskaart de doodsoorzaak van een overledene vermeld. Na 1956 verdween de doodsoorzaak zowel van de persoonskaart als van de A-verklaring. Op de A-verklaring zou alleen nog te lezen zijn of het om een natuurlijke of een niet-natuurlijke dood gaat.  

De informatie die je op de overlijdensverklaringen kan aantreffen loopt sterk uiteen. Sommige verklaringen zijn tamelijk summier, andere bevatten een rijke hoeveelheid aan gegevens. Doorgaans kan je in ieder geval de naam- en voornaam van de overledene, de datum van overlijden of het opmaken van de verklaring, de doodsoorzaak en de naam van de arts erop terugvinden. In sommige gevallen staan ook het adres of de wijk erop vermeld, de leeftijd en de naam van de ouders of partner. Voor zuigelingen en doodgeborenen zijn soms ook speciale formulieren in omloop geweest. Daar wordt vermeld hoe lang het kind is gezoogd en hoeveel dagen het kind nog heeft geleefd. 

Verder hangt het van de gemeente en de periode af of er voorgedrukte formulieren voor het opstellen van de overlijdensverklaring zijn gebruikt. Binnen één gemeente kan je voor een korte periode verschillende modellen van voorgedrukte formulieren tegenkomen en daarnaast ook nog losse onbeschreven briefjes. 

Let op 

  • Hoewel de overlijdensverklaringen van meer dan 300 (voormalige) Nederlandse gemeenten nog bewaard zijn gebleven, is dit voor het merendeel van de meer dan 1.000 (voormalige) gemeenten niet het geval. 
  • In de bewaard gebleven series van overlijdensverklaringen zitten vaak hiaten. Het komt weinig voor dat de verklaringen van 1865 tot en met 1956, het jaar waarin de doodsoorzaak niet langer op de A-verklaring werd genoteerd, bewaard zijn gebleven. 
  • De gegevens op de overlijdensverklaringen en dan met name de persoonsgegevens vertonen regelmatig (kleine) onjuistheden. Namen werden verkeerd gespeld of de roepnaam werd genoteerd. Datums kloppen niet altijd, zeker rond de jaarwisseling duiken zulke vergissingen wel eens op.  
  • Vrouwen werden vaak onder de naam van hun man vermeld. Zo kon Theodora Janssen, vrouw van Henricus de Graaf, worden vermeld als “Vrouw De Graaf”, of met het verwarrende “Theodora de Graaf”. 
  • Op de overlijdensverklaringen staan met enige regelmaat ook nummers. Deze nummers corresponderen met een in de tijd steeds veranderende doodsoorzakennomenclatuur en kunnen behulpzaam zijn als de doodsoorzaak niet goed te lezen is. 

Tips 

  • Meer weten?

    • Centraal Bureau voor de Statistiek, Van de schaduw des doods tot een licht ten leven. De historie van de methodiek van de doodsoorzakenstatistiek in Nederland 1865–2005 (Voorburg / Heerlen 2005). (De pdf-versie kan je hier raadplegen.) 
    • Ch.J. Enschedé, ‘De doodsbriefjes’, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 130 (1986) 1411-1412. (Dit artikel lees je hier). 
    • Rob van Drie, 'Het doodsbriefje', Genealogie, tijdschrift voor familiegeschiedenis 17 (2011) 110-111. (Dit artikel lees je hier). 

Auteur: Indie van Lieshout

Welk verhaal heeft jouw familie te vertellen?

Ga op zoek naar jouw familiegeschiedenis aan de hand van ons stappenplan
en ontdek de spannende verhalen van jouw voorouders.

Download hier onze toolkit!