2. Vluchtelingen in Groot-Brittannië

Auteur: Maite De Beukeleer

Overzicht: 

Op de vlucht
Onthaal
Werken in Groot-Brittannië
De cultuurshock van de Britse scholen
Belgische verenigingen en kranten in Groot-Brittannië
De Belgen in Ierland, Wales en Schotland
Terugkeer

Wanneer verschillende Belgische steden ingenomen werden, vluchtten vele Belgen via Antwerpen en Oostende naar Groot-Brittannië. Het onthaal was er hartelijk, maar dat sloeg snel om. In de ogen van Britse burgers waren de Belgen lafaards en profiteurs die de Britse jobs zouden stelen. Taalbarrières maakten het er niet gemakkelijker op. Op de koop toe fietsten de Belgen aan de “verkeerde” kant van de weg. Toch huwden tijdens de oorlogsjaren veel Belgen en Britten met elkaar, en blikten de Britten na de oorlog tevreden terug op de aanwezigheid van de vluchtelingen.

Op de vlucht

Na de inname van verschillende steden zoals Brussel, Mechelen en Lier, vluchtten vele duizenden Belgische burgers naar Antwerpen. Om hen te kunnen helpen, werd het Officieel Comité voor Hulp aan de Vluchtelingen opgericht, dat voor voedsel en onderdak zorgde. Toen Antwerpen de stroom vluchtelingen eind augustus niet meer aankon, kreeg het Comité als hoofdtaak de evacuatie van de vluchtelingen. Het Comité overtuigde de Britse regering om een bootverbinding tussen Antwerpen en Tilbury in te leggen en 20.000 vluchtelingen te accepteren. Om voet op Britse bodem te mogen zetten, moesten de vluchtelingen aan strenge eisen voldoen. Daarom zouden er in de eerste drie weken amper 6.000 vluchtelingen uit Oostende en 10.000 uit Antwerpen het land binnenkomen.

Na de val van Antwerpen op 10 oktober 1914 vertrokken nog eens honderdduizenden vluchtelingen vanuit Antwerpen naar de kust. Vandaaruit staken velen de Noordzee over. Ook Belgen die eerst naar Nederland gevlucht waren, kwamen later over naar Groot-Brittannië. Onder hen bevonden zich ongeveer 30.000 geschoolde arbeiders die aangeworven werden om de vrijgekomen plaatsen op de arbeidsmarkt op te vullen. Ongeveer 150.000 Belgen brachten de oorlogsjaren door in Groot-Brittannië.

Vluchtelingen in Groot-Brittannië
Het inschepen van vluchtelingen te Antwerpen, 1914. Brussel: Algemeen Rijksarchief. © AGR-ARA

Onthaal

De Belgische vluchtelingen werden met open armen onthaald. De Britten voelden mee met de arme Belgen die op enkele dagen tijd kennisgemaakt hadden met de gruwelijke praktijken van het Duitse leger, maar hadden ook ontzag voor de standvastigheid van dat kleine landje. Zo werden brave little Belgium en poor little Belgium bekende uitspraken op het Britse eiland. De sympathie voor de Belgen was zo groot dat er overal lokale Belgian refugee committees opgericht werden. In totaal zorgden zo’n 1000 à 2500 lokale hulpgroepen ervoor dat de vluchtelingen een dak boven hun hoofd hadden, werk vonden, financiële steun kregen, en gezondheidszorg en onderwijs genoten. Al op 9 augustus 1914 werd in Groot-Brittannië het War Refugee Committee opgericht. Het WRC zorgde doorheen de hele oorlog voor opvang, woongelegenheid en tewerkstelling van de Belgische vluchtelingen. Ook het al langer bestaande Local Government Board, dat voor de oorlog lokale besturen en gezondheidsinstellingen controleerde, droeg haar steentje bij door openbare gebouwen klaar te maken voor de opvang.

De Britse steun was niet voor iedereen hetzelfde: wie tot de betere klassen behoorde, kreeg ook betere steun. Rijken kregen bij aankomst in Tilbury een roze kaart. Dankzij deze roze kaart werden zij in Londen met veel egards onthaald. Zij genoten rijkelijke steun en konden er even luxueus leven als in België voor de oorlog. De anderen kregen een blauwe kaart, waarmee zij tot in Londen konden reizen. In Londen werden ze opnieuw onderverdeeld: vluchtelingen behoorden tot de burgerij of tot de “rough and sometimes undesirable people”. Deze onderverdeling bepaalde hoe elke vluchteling opgevangen zou worden. Toch werden de vluchtelingen niet meteen geregistreerd. Dit zou pas eind november 1914 gebeuren, wanneer dit verplicht werd voor elke Belgische vluchteling vanaf 16 jaar. In ruil kregen ze een Certificate of Registration, dat ze nodig hadden om werk te zoeken.

Maar de steun bleef niet duren. Al eind 1914 vonden sommige Britten dat de Belgen, die een toelage kregen, profiteurs waren, terwijl vakbonden protesteerden tegen de vluchtelingen die hun jobs “stalen”. En toen bleek dat de oorlog langer zou duren dan gepland, vroegen veel Britten zich af waarom hun mannen, zonen en broers in België aan het front meevochten, terwijl de Belgische lafaards veilig in het Verenigd Koninkrijk het einde van de oorlog afwachtten. Volgens de Belgische wet was er maar dienstplicht tussen 18 en 30 jaar, terwijl Britten moesten vechten tot 40 jaar. In de zomer van 1916 besloot de Belgische overheid om de dienstplicht ook op te trekken tot 40 jaar, hopend dat daardoor de spanning zou verdwijnen.

Werken in Groot-Brittannië

In de eerste maanden van de oorlog vreesde de Britse overheid dat de Belgische vluchtelingen het werk van de Britse arbeiders konden afnemen. Daarom raadde ze de Belgen af om te werken. Omdat de vluchtelingen zich toch ergens mee moesten bezighouden, konden zij wel werken in mandenmakerijen en houtbewerkingsbedrijven.

Wanneer echter vele Britse arbeiders naar het front geroepen werd en een half miljoen mannen zich vrijwillig bij het leger aanbood, zochten de fabrieken dringend nieuwe werknemers. Niet alleen de Belgische vluchtelingen in Groot-Brittannië werden aangenomen, de Britse overheid ging ook in Nederland actief op zoek naar geschoolde werkkrachten. Een paar duizend Belgische arbeiders lieten de Nederlandse kampen achter zich en staken de Noordzee over. Het ging voornamelijk om dokwerkers, spoorwegarbeiders, metaalbewerkers en mijnwerkers. Tegen begin 1916 waren zo ongeveer 30.000 Belgische vluchtelingen in Groot-Brittannië aangekomen. Zij kwamen voornamelijk in de oorlogsindustrie terecht.

De grote Britse fabrieken Vickers in Barrow-in-Furness en Entreprises Jackson in Salisbury telden in 1917 respectievelijk 5.800 en 1.900 Belgische werknemers. Ook Belgische fabrieken vestigden zich op Britse bodem: Pelabon Works in Richmond en Kryn & Lahy in Letchworth telden in 1917 ongeveer 3.000 arbeiders. Zulke fabrieken richtten vaak lagere scholen en ziekenboegen op voor werknemers en familieleden.

Een bekende munitiefabriek waar veel Belgen werkten, is de National Projectile Factory in Birtley. Eind 1915 werden honderden gewonde Belgische soldaten vanuit veldhospitalen naar Birtley gebracht om er te werken. Omdat het dorpje de vele arbeiders niet kon opvangen, werd een nieuwe woonwijk gebouwd aan de rand van het dorp. Elisabethville bood plaats voor de Belgische arbeiders en hun gezinnen, in totaal 6.000 à 7.000 personen. Het nieuwe Belgische dorp had een eigen (katholieke) kerk, lagere school, hospitaal, postkantoor, eigen verenigingen en zelfs een eigen symfonisch orkest. De Belgen noemden het dorp “de kolonie” en de Britten noemden hen “the Birtley Belgians”.

Maar ondanks de sympathie voor de arme Belgische vluchtelingen kantten de Britse vakbonden zich tegen hen. Ze vreesden dat Belgische arbeiders hun werk zouden stelen en hun sociale verworvenheden in gevaar zouden brengen. Een oplossing kon niet gevonden worden, dus hield de spanning aan tot het einde van de oorlog.

De cultuurshock van de Britse scholen

De Belgische kinderen konden naar de Britse scholen gaan, maar daar stonden de Belgische vluchtelingen eerder afkerig tegenover. Zouden de kinderen nog wel voldoende Vlaams of Frans spreken na de oorlog? Zouden zij niet te veel leren over de Engelse cultuur en daardoor vervreemden van hun eigen cultuur? Het Britse onderwijs verschilde zeer sterk van het Belgische, dus vreesden ouders ook dat hun kinderen leerproblemen zouden hebben eens ze in België opnieuw naar school gingen.

Maar de grootste tegenstander van het Britse onderwijs was toch de Belgische katholieke Kerk. In het begin van de 20ste eeuw werd het onderwijs in België bijna altijd georganiseerd en gesteund door de katholieke Kerk, terwijl in het Verenigd Koninkrijk het anglicanisme de belangrijkste godsdienst was. Enkel in Ierland was er een katholieke meerderheid, maar hier kwamen amper 3.000 Belgische vluchtelingen terecht. Omdat Belgen vreesden dat hun kinderen beïnvloed zouden worden door het angelicanisme, richtten ze zelf Belgische katholieke scholen op. Ongeveer 30.000 kinderen brachten de oorlogsjaren door in meer dan 100 basisscholen, 13 middelbare scholen, twee normaalscholen en enkele kostscholen. Velen onder hen bleven er nog even na de Wapenstilstand, want de scholen sloten pas definitief rond Pasen 1919.

Belgische verenigingen en kranten in Groot-Brittannië

Twee bekende vluchtelingenkranten werden uitgegeven in Groot-Brittanië: L’independance belge en De Stem uit België/L’echo de Belgique. Die laatste werd opgericht door priester Floris Prims, die als aalmoezenier in Londen leefde tijdens de oorlog. Hij wilde de contacten tussen vluchtelingen en hun familieleden in België en Frankrijk in stand houden. Prims riep landgenoten op om informatie over familieleden te delen. In 1915 publiceerde dokter August Laporta een lijst met adressen van vluchtelingen in Groot-Brittannië en Frankrijk in De Stem.

Maar de gevluchte Belgen hielden zich ook met andere dingen bezig dan het uitpluizen van kranten. Tijdens de oorlog kwam een uitgebreide vrijetijdsbeleving op gang. Theaters en cinema’s in Londen trokken talloze Belgen aan. Ook het verenigingsleven bloeide. In Elisabethville werd een symfonisch orkest opgericht, en elders vormden Belgen sport- en kunstverenigingen. Met optredens zamelden vele verenigingen geld in voor andere Belgische vluchtelingen.

De Belgen in Ierland, Wales en Schotland

Groot-Brittannië bestaat niet alleen uit Engeland. 4500 vluchtelingen kwamen in Wales terecht en 8000 in Schotland. Ook daar werden Belgen met open armen ontvangen. Bijna iedereen wist dat het Duitse leger zich misdragen had tegenover poor little Belgium. In Ierland, dat toen nog tot Groot-Brittannië hoorde, brachten 3000 Belgische vluchtelingen de oorlog door. Net zoals in Engeland werden in Ierland, Wales en Schotland lokale organisaties opgericht die de Belgen onder hun vleugels namen, net zoals het Local Government Board.

Terugkeer

Na de Wapenstilstand keerden bijna alle Belgen terug naar huis. Het Local Government Board kreeg de taak om hen hierbij te helpen. De meeste Belgen bleven echter tot in de lente van 1919 in Groot-Brittannië. De Britse regering wilde eerst de Britse troepen naar huis brengen, en in België was een Spaanse griepepidemie uitgebroken. De Belgische scholen in Groot-Brittannië sloten pas rond Pasen 1919, waardoor de kinderen er het grootste deel van hun schooljaar konden afmaken. De eersten die terugkeerden naar België waren de arbeiders van Elisabethville, die ingezet werden om het verwoeste land herop te bouwen.

Anders dan in Nederland en Frankrijk, spraken de vluchtelingen de taal van het gastland niet. Na vier jaar ballingschap spraken ze Engels zoals moedertaalsprekers. De Ierse krant The Freeman’s Journal merkte zelfs op dat wie in Ierland geleefd had, terugkeerde met een Iers accent. Enkele honderden Belgen bleven omdat ze tijdens de oorlog waren getrouwd met een Brit(se), en evenveel namen hun kersverse partner mee naar België.

  • Meer weten?

    Nuttige websites en literatuur:

    • Belgian Refugees 14-18 > Een projectwebsite van Amsab-ISG, bedoeld als een wervelende virtuele tentoonstelling over Belgische vluchtelingen in Engeland tijdens WOI. Het project was een samenwerking met verschillende Britse en Vlaamse organisaties, waaronder Familiekunde Vlaanderen. Naast tientallen persoonlijke verhalen vind je er ook verschillende bronnen die kunnen helpen bij het zoeken naar vluchtelingen in jouw familie.
    • Belgian Refugees in Rhyl > Een projectwebsite van Toni Vitti en Michael Glyn Roberts.
    • Declercq, Christophe. “Belgian refugees in Britain 1914-1919: A cross-cultural study of Belgian identity in exile.” Doctoraat, University of London/Imperial College London, 2015.
    • Fowler, Simon en Gregson, Keith. “‘Bloody Belgians!’” Ancestors Magazine 33 (2005): 43-49. (Klik  hier voor de online versie.)
    • Musschoot, Dirk. Belgen maken bommen: Zesduizend militairen en vluchtelingen in de munitiefabriek van Birtley, Engeland (1916-1919). Tielt: Lannoo, 2016. (Klik hier voor de trailer op YouTube.)
    • Noote, Joseph en Jansoone, Roger. “De lotgevallen van een Oostendse ‘refugee’ in Groot-Brittannië tijdens W.O.1. (aflevering 1).” De Plate, 36, nr. 3 (2007): 61-65. Noote, Joseph en Jansoone, Roger. “De lotgevallen van een Oostendse ‘refugee’ in Groot-Brittannië tijdens W.O.1. (aflevering 2).” De Plate, 36, nr. 5 (2007): 114-116.
    • Richards, Pamela. “Belgian refugees in Oxford and Eynsham.” The Eynsham Record 19 (2002): 21-28. (Klik hier voor de online versie.)
    • Winterman, Denise. “World War One: How 250,000 Belgian refugees didn’t leave a trace.” BBC News Magazine, 15 september 2014. (Klik hier voor het online artikel.)

     

    Waardevolle bronnen:

    • National Archives > Het bronnenmateriaal rond Belgische vluchtelingen is in Groot-Brittannië zeer beperkt ontsloten. Het materiaal is verspreid over het hele land of werd na de oorlog vernietigd. Een goed startpunt zijn de National Archives. Onder inventarisnummer MH 8 vind je namenlijsten van vluchtelingen naar het Verenigd Koninkrijk en Ierland, opgesteld door het Local Government Board van het War Refugees Committee.
    • “The Central Register of War Refugees: Central Register of Belgian Refugees” (1914-1919) > Het omvangrijke archiefbestand van de geregistreerde Belgische vluchtelingen in Groot-Brittannië bevindt zich in het Algemeen Rijksarchief. Het helpt je om het verloop van het verblijf van je gevluchte familieleden in kaart te brengen. Klik hier voor de online inventaris.
    • Glasgow Family History > In het stadsarchief van Glasgow bevinden zich de documenten van de Office for Belgian Refugees van de Glasgow Corporation uit de periode 1914-1919. Op deze website kan je de op basis daarvan gegenereerde lijst van Belgische vluchtelingen in Schotland doorzoeken.

Welk verhaal heeft jouw familie te vertellen?

Ga op zoek naar jouw familiegeschiedenis aan de hand van ons stappenplan
en ontdek de spannende verhalen van jouw voorouders.

Download hier onze toolkit!