Verhalen
Interview met Jakob en Guido Van der Vennet: grootvader en kleinzoon delen passie voor familiegeschiedenis
Jakob Van der Vennet is student in zijn derde bachelor Geschiedenis aan de UGent. Guido is gepensioneerd basisschooldirecteur uit Hansbeke (deelgemeente van Deinze). Jakob en zijn grootvader vertellen hoe zij zich samen bezighouden met het onderzoek naar hun familiegeschiedenis.
24 februari 2023
Stel jullie eens even voor, wie zijn jullie?
Guido: Ik ben Guido Van der Vennet, geboren en opgegroeid in Hansbeke. Ik ben 77 jaar. Ik ben afgestudeerd als onderwijzer, maar ik heb veel langer gewerkt als directeur van een basisschool. Ik heb het lang druk gehad, niet alleen met school maar ook met het verenigingsleven. In mijn periode als directeur had ik enorm weinig tijd. Mezelf verdiepen in mijn eigen familieverleden kwam terloops wel eens ter sprake. Ik hield in het achterhoofd dat, als ik ooit tijd had, ik mijn eigen familiegeschiedenis intiem zou ontleden.
Jakob: Ik ben Jakob Van der Vennet, een 22-jarige geschiedenisstudent aan de UGent. Ik heb lang op school gezeten in Aalter maar ben halverwege mijn middelbare schoolcarrière uitgeweken naar Gent. Grotendeels dankzij mijn grootvader ontwikkelde ik tijdens de laatste jaren van het humaniora een interesse voor familiegeschiedenis. Ik begon in die tijd alle informatie die mijn opa verzameld had te digitaliseren en één grote familiestamboom samen te stellen die verschillende generaties terugging. Daar werk ik vandaag nog aan.
Hoe is jullie passie voor familiegeschiedenis ontstaan?
Guido: Als kleine jongen ging ik vaak op bezoek bij ‘nonkel Stiens’ in het naburige dorpje Lotenhulle, dat nu een deelgemeente is van Aalter. Wie men met ‘nonkel Stiens’ bedoelde wist ik eerst niet. We kwamen daar terecht op een boerderijtje niet ver van Lotenhulle dorp, bij drie jonkheden. We noemden ze ‘tante Elodie’, ‘nonkel Tuur’ en ‘nonkel Cyriel'. Later wist ik pas dat ‘nonkel Stien’ hun vader was, Augustien Van der Vennet. Als wij daar waren - mijn ouders, broer, zussen en ik - werden er ook dingen besproken waar wij niet bij mochten zijn. Dat gebeurde in de keuken. Wat ze zeiden was niet bestemd voor de oren van kinderen. Langzaamaan begon ik vragen te stellen aan mijn vader. Hoewel hij me toen niet alles heeft verteld, begon ik te beseffen hoe het in elkaar zat. Het komt erop neer dat mijn overgrootvader, Petrus Van der Vennet, op een of andere manier ‘in zijn ongeluk is gelopen’ en al zijn bezittingen heeft moeten verkopen. Kort nadien heeft hij zijn spullen bijeen gepakt en is hij gemigreerd naar Amerika. De vraag die ik toen had, en nu nog steeds: hoe komt het dat hij failliet ging? Met dat vraagstuk in het achterhoofd is mijn passie ontstaan. Veel tijd had ik niet om ze te beoefenen. Toen ik ouder werd, kon ik wel eens kijken in de papieren van mijn vader. Hij had veel papieren, boekjes waarin notities stonden met geboortedatums, enzovoort. Bij zijn overlijden kwam die doos terecht bij de oudste kleinzoon, niet bij mij. Het is pas na mijn pensioen dat ik tijd had om mij daarin te verdiepen. Ik vroeg die doos op en begon ze 'uit te snuffelen'.
Jakob: Bij mij begon het ook in mijn kindertijd. Ik vroeg al in mijn eerste jaren in het middelbaar bij mijn ouders naar onze familiestamboom. Ze vertelden me dat ik dat eens aan opa of oma moest vragen. Al vrij vroeg leerde ik ook MyHeritage kennen. Ik gebruikte het niet enkel om mijn eigen stamboom te digitaliseren, maar ook om fictieve stambomen samen te stellen. Pas vanaf het zesde middelbaar ging ik iets serieuzer te werk. Mijn opa en ik zaten vaak lang samen. Ik weet nog dat we aan zee waren voor enkele dagen en dat wij tweeën lang hebben gepraat over de minder fortuinlijke Petrus. Toen heeft mijn opa me alle bestanden doorgestuurd zodat ik het in mijn vrije tijd zelf kon bekijken. En dat heb ik dan ook gedaan. Ik ben op MyHeritage volledig opnieuw begonnen en heb alle data die mijn opa al verzameld had, verwerkt en in feite gedigitaliseerd.
Hoe zijn jullie tewerk gegaan?
Guido: Toen ik op pensioen ging, ben ik begonnen met echt opzoekingswerk. Hiervoor moest ik overal in de archieven duiken. Hoe wist ik waar ik moest zoeken? Ik wist van horen zeggen dat er een aantal mensen in Hansbeke daarmee bezig waren. Ik ben eerst eens gaan luisteren op welke manier ze dat deden. Op een zeker moment vertelde een kennis, P. Van de Velde, mij dat ik beter eens in het archief van Aalter moest gaan kijken, aangezien mijn voorouders van vaders kant uit Lotenhulle kwamen. Hij is toen met me mee geweest. Van daaruit ben ik vertrokken. Ik ben vervolgens ook naar de archieven van Knesselare, in Brugge, Gent en Melle geweest. De gemeentearchieven zijn enorm verschillend. In sommige gemeenten moest ik een bewijs van goed gedrag en zeden kunnen voorleggen, in andere keken ze raar op wanneer ik een brief mee had. “Ga maar binnen en trek uw plan”, dat was in het archief van Brugge. Ook op vlak van privacy is er veel verschil gemeente per gemeente.
Jakob: Ik heb me aanvankelijk grotendeels beziggehouden met het werk dat mijn opa heeft verricht, verder te zetten. Zeker in het middelbaar was dat uitsluitend gewoon een werk uit interesse. Pas in het hoger werd het iets serieuzer. Toen ging ik ook voor het eerst naar het archief. Mijn opa had al enorm veel onderzocht en archiefstukken neergeschreven in Word-documenten. Bijvoorbeeld over Petrus was er al enorm veel informatie en dat was allemaal mooi gesorteerd en gestructureerd. Het fascineerde me dat hij naar de Verenigde Staten vertrok enkele jaren nadat hij failliet verklaard werd en, buiten drie kinderen, iedereen heeft kunnen meenemen. Ik ben zo begonnen met Petrus als startpunt.
Guido: Ik heb zelf verschillende tekstbestanden opgesteld tijdens mijn onderzoek naar Petrus Van der Vennet. Deze heb ik allemaal met Jakob gedeeld. Hier zaten ook kwartierstaten en ander fotomateriaal bij als ik het juist heb.
Jakob: Klopt. Dit was voor mij een ideale aanzet. Elk bestand boog zich over een bepaald onderwerp. Dit ging over bijvoorbeeld een Franstalige poster die Petrus opgesteld had en verspreidde in Aalter maar ook over alle kinderen van Petrus en hun leven.
Zijn jullie ook samen naar een archief gegaan?
Jakob: Wel, ik begon in 2020 aan mijn opleiding Geschiedenis. Aangezien ik toen een jaartaak moest maken over mijn eigen familiegeschiedenis, had ik eerst eens gevraagd aan mijn opa om samen het archief van Aalter te bezoeken. Hij heeft me toen geleerd waar ik de juiste documenten kon terugvinden. Het vernieuwde archief van Aalter heeft een goede structuur, dus dat was niet echt een probleem.
Guido: We hebben toen vooral naar de aktes van de burgerlijke stand gekeken. In de bestanden die ik naar Jakob had gemaild zaten op zichzelf al heel veel scans en foto’s van dergelijke documenten, maar niet van alles. Ik vond het belangrijk dat hij ook zelf eens in het archief zou gaan. Op zich hebben we dit maar één keer gedaan als ik me niet vergis.
Jakob: Inderdaad. Ik ben sindsdien wel meerdere malen alleen teruggekeerd om verder te werken aan mijn paper. Het voordeel was dat het archief nu onderdeel is van de nieuwe bibliotheek waardoor ik ook gemakkelijk literatuur kon raadplegen. Ik heb dan wel enkele uurtjes in het archief vertoeft. We hebben wel nog samen vaak in mijn opa’s privéarchief zitten bladeren.
Guido: Ik heb verschillende mappen staan. Veel van die documenten zijn door mijn vader verzameld, maar er zijn ook veel scans die ik destijds heb genomen. Veel van de documenten liggen er echter ongeordend bij, soms vind ik ze zelf niet meer terug omdat ik ze ooit eens op een andere plaats heb gelegd. Je hebt de kast ook gezien. Ik zou ze zelf willen herordenen en ik hoop dat ik daar nog in slaag. Ik denk dat ik tien jaar geleden alles perfect wist zitten. Nu is dat niet meer het geval.
Jakob: We zijn ook samen naar het Red Star Line Museum gegaan. Zoals ik eerder vertelde is mijn voorouder Petrus naar Amerika getrokken. Ik denk dat ik had voorgesteld om eens samen naar Antwerpen te gaan. Mijn opa en ik bezochten regelmatig tentoonstellingen of musea. In het Red Star Line Museum stonden er destijds computers aan het einde van de tentoonstelling waar je passagierslijsten kon raadplegen. Daar hebben we samen kunnen zoeken naar onze voorouders.
Zijn er zaken die jullie nu anders zouden aanpakken?
Guido: Waar ik spijt van heb is dat ik te weinig beschreef waar ik alle informatie vandaan haalde. Dus eigenlijk de bronnenvermelding. Ik heb nu kopieën, maar ik weet niet meer waar of wanneer ik deze heb gemaakt. Als je serieus en een beetje wetenschappelijk tewerk wilt gaan moet je dit wel doen. Ik denk dat dit een van de eerste dingen zijn die je leert op de UGent?
Jakob: Ja inderdaad. Daar wordt enorm veel focus op gelegd (lacht). Ik zou nu meer op zoek gaan naar onbeantwoorde vragen. Ik ben in mijn eerste jaar ingegaan op problemen en vragen die mijn opa in grote mate al had opgelost zonder zelf op zoek te gaan naar antwoorden in de archieven. Dat heb ik ook geleerd in mijn latere jaren in de richting Geschiedenis. Er zijn voldoende grote vraagstukken in onze familiegeschiedenis, zoals een link zoeken tussen de verschillende struiken Van der Vennet. Toen ik recent bezig was met een onderzoek naar een volksvertegenwoordiger ‘Arthur De Sweemer’ kwam ik op een zeker moment een vermelding naar een ‘Vander Vennet’ uit Vinkt tegen. De link tussen deze persoon en onze eigen stamboom is niet zeer duidelijk. Zo wil ik zelf eens proberen onderzoeken op welke manier hij met ons verbonden zou zijn en bijgevolg alle Van der Vennets uit Vinkt. Vinkt ligt immers net naast Meigem en Lotenhulle, dus er zal wellicht wel ergens een band zijn.
Vind je het leuk dat je een kleinzoon hebt die ook zo geïnteresseerd is in familiegeschiedenis?
Guido: Jazeker. Ik ondervind dat er eigenlijk niet zo veel mensen zijn die geïnteresseerd zijn, of althans mensen die tijd en moeite willen steken in het opstellen van een familiegeschiedenis. Ik vind het belangrijk dat het voortgezet wordt, dat het blijft leven. Ik heb dat bijvoorbeeld ook ondervonden in Amerika. Op een zeker moment had ik contact met de nakomelingen van Petrus Van der Vennet in Amerika, want eigenlijk wonen er veel meer Van der Vennets in de Verenigde Staten dan hier in België. Wanneer ik vroeg of iemand geïnteresseerd was, kreeg ik bijna geen respons; hier en daar iemand. Dan ondervond ik ook dat de mensen die wel interesse hadden, er niets vanaf wisten. Uiteindelijk heb ik van een zekere ‘Linda Gelafio’, geboren als Linda Vander Vennet, een stamboom gekregen. ‘Living Genealogy’ noemde ze het. Wat me ook opviel was dat de nakomelingen van Petrus die zich wel in de familiegeschiedenis interesseerden nog altijd een verouderd beeld van ons hadden. Een beeld van hoe hun voorouders het verlaten hebben. De periode van paard en kar, de periode van armoe, de periode dat in ieder huisje een weefgetouw stond om wat geld bij te verdienen. Onze geschiedenis interesseert hen blijkbaar niet. Maar de Van der Vennets hier hebben wel het geluk dat er iemand is die er interesse voor heeft en die er hopelijk mee zal verder doen.
Jakob: Zeker en vast.
Guido: Je weet nooit wat het leven gaat brengen.
Jakob: Ik dacht wel dat de nakomelingen van Alfred Van de Vennet, een van de kinderen van Petrus, nog steeds bijeenkomen. In de ‘Living Genealogy’ van Linda Gelafio zijn er foto’s van die samenkomsten. Ik ben er zelf ook zeer bewust van dat ik zeer verwend ben om een grootvader te hebben die zo geïnteresseerd is in familiegeschiedenis en er zo veel tijd in heeft gestoken. Zonder hem zou ik waarschijnlijk nooit geweten hebben wie Petrus Van der Vennet was en dat ik talrijke familieleden in de Verenigde Staten heb, of toch misschien niet in de details die ik nu heb. Ik ben daar enorm dankbaar voor. (glimlacht)
Bedankt voor het fijne interview. Hopelijk kunnen jullie samen nog veel te weten komen over jullie gemeenschappelijke voorouders!
Heb je zelf voorouders die uitweken uit Vlaanderen? Bekijk dan zeker ook even ons themadossier 'Vlaamse migratie'.